Thursday, December 21, 2006

1995 - Bizar reisverslag Ierland van Aart en Paul 1995

Vrijdag 18 augustus 1995 - 15.30 uur

Met de Audi volgepakt vertrekken we richting Oostende, België. Al in Dronten wordt de muzikale weg ingeslagen, die de rest van de vakantie een thema op zich zal zijn. Paul introduceert namelijk de CD van Counting Crowes aan Aart. Vooral 'Mr. Jones' scoort goed. Er wordt voorzichtig meegezongen.

Na een luttele 350 kilometers arriveren we in de havenplaats. Er rest ons nog enkele uren, maar enigszins onzeker parkeren we onze auto in 'line 3' van de inschepingsparkeerplaats. We verlaten de spot voor een biertje in de stad. Na op een terra­sje enkele witbiertjes te hebben genuttigd - onderwijl genie­tend van een fikse ruzie tussen een stelletje elders op straat - lopen we richting boot. Daar staat de Audi als enige wagen op het grote lege parkeerterrein, trots wachtend op zijn passagiers, niet wetend wat hem de komende twee weken zal overkomen...Nog net op tijd om niet voor een dichte klep te staan rijden we, als laatsten der Monikanen, de boot op voor onze overtocht naar Engeland.


Aan boord ontmoeten we een aantal min of meer interessante mensen. Zo is daar eerst 'Kiss me, kiss me, kiss me', de naam die we aan deze vrouwelijke peasant, uitgedost met dik begla­zen brilleke, hebben gegeven. Op haar vege lijf stond namelijk de tekst: Kiss Me. Op de vraag van Paul waar de tekst voor stond ontstond een ietwat verwarrende conversatie met - eigen­lijk - veels te verwarrende tienermeisjes. 'Kiss Me' en haar voor ons onbekende vriendinnetje hadden het voorzien op twee Engelse jongens. Onze hulp werd ingeroepen om uit te vinden of de meisjes, die bij de twee jongens waren, hun vriendinnen waren. Het bleken zusjes van de jongens. Een van de broers laat trost weten een aardig woordje Nederlands te spreken. Na ons allen tot stilte te hebben gemaand komt, zeer doordacht gepronuncieerd, het woord 'kijken ?!' eruit. Enigszins verrast door deze woordenstroom becomplimenteren we hem met het feit dat hij zo goed Nederlands spreekt.
Een ander saillant detail tijdens onze overtocht was de lucht in de w.c., die sterk naar natte honden rook. Gek, maar het bleef in onze gedachten hangen. Waarschijnlijk, omdat de lucht ook zo hardnekkig in je neusgevleugelte bleef steken.

U kunt zich afvragen: wat is dit voor een rare start van een vakantie. En terecht, it didn't make sense. Waarschijnlijk het bittere Skol-vocht deed ons dit begin herinneren.

Na een lousy overtocht arriveerden we in Ramsgate, Engeland. Het links rijden kon beginnen. Na enkele uren - waarschijnlijk was het toen minder, maar het klinkt goed - hebben we de auto aan de kant gezet, vlak bij de zee. Daar hebben we eigenlijk onze meest beroerde nacht van de hele vakantie doorgebracht, namelijk in de big Audi. Voor dat we de nachtrust aanvaardden hebben we ons eerst nog even tegoed gedaan aan lekkere hambur­gers..


Het ontbijt die morgen maakte veel goed, alsmede onze 'tocht' met hoog toeristengehalte naar een oud kasteeltje, op een steenworp afstand van onze slaapplaats.
We vertrokken vroeg in de ochtend richting London, alwaar we voor de middag arriveerden.

London
Paul volgde de eerste de beste dubbeldekker en bleef als goedkope kaugom aan de bumper plakken. De bus leidde ons zo in hartje London. In Londen hebben we eigenlijk een ietwat ver­keerd beeld gekregen van Engeland, in de zin van 'prijzigheid' van het land. In no time hadden we namelijk de nodige Ponden gespendeerd. Inderdaad: ieder pondje ging door het mondje, behalve de ponden die we gespendeerd hebben aan een - achteraf - filty stadstoer in een open dubbeldekker.

Op zich een leuke ervaring is de totale taalverwarring die wij meemaakten in een Pizzeria. Een aardige jongedame reikte ons de menukaart, maar omdat we nogal besluiteloos waren, vroegen we haar hulp. Het bleek echter een Francaise job-student, die ons via allerlei omwegen duidelijk probeerde te maken dat muchrooms champions waren. De kok kwam er aan te pas om onze bestelling - een 10 inch mega pizza - te bestellen.
We waren dan ook vrij verbaasd, dat de serveerster even later met twee kleine, vrijwel onbelegde pizza's kwam aanzetten, aangevuld met een gepofde aardappel en salade. We keken elkaar aan en Paul vroeg zich af where the muchrooms anyway waren. Omdat we dachten dat de serveersters er meer kaas van hadden gegeten dan wij, besloten we de handel te veroberen.
Toen we nog een beetje aan het naboeren waren, kwam plots een andere serveerster naar onze tafel en bekeek de bon. Even daarvoor had ze staan smoezelen met 'onze' serveerster met de menukaart in de hand. Op de vraag of wij soms per ongeval de verkeerde pizza's in ons geraamte hadden geschoven, moest de dame dit enigszins nerveus, doch onbeschaamd lachend, toege­ven. Een dame verderop in de pizzeria zat al sinds St. Jutte­mis te wachten op haar schrale pizza. Deze waren echter zo­juist door twee Hongerige Hollanders naar het darmstelsel verwezen. De serveerster in kwestie kwam, schoorvoetend, aan de tafel staan en we hadden nog een gezellige chat. Als tegen­prestatie betaalden we de goedkoopste rekening, alhoewel we hieraan later begonnen te twijfelen. Maar ach, we waren in London, dus ponden hoorden gewoon uit je knip te vliegen!

We verlieten het restaurant en gingen naar een fontein, waar veel mensen samenschoolden. Daar kwamen we aan de praat met een ouwe 'vet' (nee, geen oude faget!, alhoewel..). Hij ver­telde ons dat er vanaf 15.00 uur een parade was van oud vete­ranen. Het was vandaag VE - VJ Day (veterans en veterans of Japan). We hebben de parade aanschouwd, er teveel foto's van gemaakt, maar hebben het toch als 'nice meegemaakt te hebben' ervaren. We sloten de dag in London af met een aantal Budwei­sers, die we ledigden terwijl we een lousy vliegschouw boven de Thames aanschouwden. Aart ging tussendoor nogmaals bier halen en miste hierdoor een hoogtepunt: twaalf saluutschoten met kanonnen. We dronken ons biertje op en liepen terug naar de auto. Het was ongeveer half tien.

Eerst hebben we nog gezocht naar een goedkoop hotelletje of B en B, maar het enige vrije bed kostte 55 pond en zouden we moeten sharen. Daar we nog maar net op vakantie waren, was die nood nog niet aan de man, dus verkozen we het hazepad.

Na een drankwinkel te hebben bezocht voor een aantal blikjes bier, hebben we de auto weer opgezocht en verlieten we om­streeks 22.00 uur Londen. Onder luid gebulder van vuurwerk - het sluitstuk van VE - VJ Day boven de Thames - reden we de stad weer uit. Op zich ging dit vrij eenvoudig.

Op onze weg richting Fishguard - nog een dikke 550 kilometer - werden we wat stil van de slaap. Maar uiteraard geen camping site te vinden, eigenlijk geen enkele decent spot waar we de nacht konden doorbrengen. De eerste de beste zijweg namen we, en snorden ietwat onzeker - vanaf nu noemden we het indecicive - een doodlopend weggetje in. We vonden dat het erg behoorlijk stonk. Waar de lucht vandaan kwam werd ons duidelijk toen de koplampen van de Audi plots het bord van de vuilstortplaats verlichtte. We hier!

We reden een weg verder in en draaiden een stoppelveldje op. Terwijl we naast de wagen stonden om onze ogen te laten acli­matiseren en te overwegen of we hier ten ruste zouden gaan, kwam er plots een wagen met groot licht op ons af, dwars over het stoppelveld. Eerst dachten we aan politie, maar algauw werd deze gedachte verdrongen door die van een boze boer met een Riotgun.
Niets van dit alles bleek het geval. De zoon van de boer op wiens land we stonden en zijn vriend stapten uit. Ze vroegen zeer vriendelijk of ze ons konden helpen. We vertelden dat we een ster boven de boerderij hadden zien schitteren en dat we zochten naar een plaats om te overnachten. Aangezien de stal vol varkens zat, wilden we kiezen voor dit stoppelveld (sorry, in werkelijkheid legden we uit dat we op doorreis waren en te moe om verder te rijden). De zoon bood ons aan naar de boerde­rij te komen om daar de tent op te zetten of in de woonwagen te gaan liggen. We verkozen het stoppelveld dicht bij het huis en spreidden een deken, met eronder wat stro. Omdat het schit­terend weer was leek ons een slaapzak - en een paar slaapmuts­jes - voldoende.

Even voelden we ons niet echt op ons gemak. We hoorden een snuivend en grommend geluid in de bosjes, juist een paar meter van ons af. Paul zat gewoon te wachten op het moment dat hij zou worden besprongen door een wolf, wilde hond of wat dan ook (de boerin misschien?). Met een klein zaklampje schenen we in de bosjes, maar dat maakte geen sense. Toen Aart over de bosjes scheen, zag hij een schim. Een stier, dacht hij. Plots hoorde Aart een voor hem heel herkenbaar geluid, nèt of iemand een bak stront leeggooide. Plots begint de schim te balken als een....juist een donky. De stomme ezel heeft ons minstens tien minuten lang een ongemakkelijk gevoel bezorgd. Een aantal blikken Heldenbrau-bier deed ons tot rust komen. Ze smaakten bijzonder goed, wel een beetje scherp.



De volgende morgen werden we 'gewekt' door de vrouw des boer­derijs. Ze nodigde ons uit voor ontbijt en vertelde dat ze eerst nog even de varkens ging voeren. Ook vroeg ze of we de badkamer wilden gebruiken. We moesten het huis maar even binnenlopen, door de woonkamer, de trap op, eerste deur links.
Zo gezegd, zo gedaan. Paul ging eerst. Hij vertelt: ,,In de tocht door het huis was veel te zien. Onderweg kwam ik langs de slaapkamer van de zoon en zijn maatje. Ik vroeg ze uit beleefdheid naar de badkamer. De zoon wees me de weg.
Het feit dat mensen je zomaar hun huis in laten lopen, geeft je een goed gevoel. Datzelfde gevoel kreeg ik overigens toen ik neervleide op de wc-pot, en mijn boodschap overdroeg aan septictank van de Browns'' (sorry, we hadden de familie nog niet geïntroduceerd). Na het nodige was- en scheerwerk was het de beurt aan Aart.
Toen Aart terugkwam nam hij ook plaats aan de ontbijttafel in de tuin. We aten er witte bolletjes met kaas en dronken thee. Later kwam mister Brown er zelf ook bij zitten. Perfecte kerel, met een groot gevoel van humor. We vertelden wat mop­pen, lulden wat serieus over het boerenleven en lachten om het volledig verrotgeschoten konijn, dat zoonlief trots liet zien. Na wat slechte grappen over een lastig blafgraag hondje van kennissen (de mensen kwamen het hondje net brengen toen wij er waren) hebben we ter vastlegging van onze eerste ervaring van Engelse gastvrijheid een foto gemaakt. Later in ons vakantie­verhaal zal blijken dat gastvrijheid een handelsmerk is van zowel Engelsen als Ieren.

We vervolgden onze weg richting Fishguard en passeerden de tolbrug (Severn Bridge over de Severn) waarmee we feitelijk Wales binnenreden. Onderweg nuttigden we een heerlijk eigenge­maakt tomatensoepje, op een gespreid dekentje langs een bin­nenweggetje. Na weer verder te hebben gereden stopten we voor een glaasje jus d'orange. Aart deed even we het nodige kaart­werk en Paul ruimde de lege blikken bier op, die nog achter zijn stoel lagen. Daar deed Paul een saillante ontdekking, want de blikken bier, die zo goed hadden gesmaakt op het stoppelveldje van de Browns, bevatten maar liefst 8,9% alco­hol! And now you're talking!

We vervolgden onze weg langs de kust op naar de havenplaats. Onderweg, vlak voor Fishguard, zg Aart plots een LPG-tank staan bij een tankstation, called Preseli Filling Station (fill me up for a living!). Een lieftallige jongedame vulde de gastank en gaf ons bovendien een lijst met plaatsen waar LPG te verkrijgen was. We vervolgden onze weg, aten een banaan en appel, en kwamen aan in de havenplaats.

Pas in Fishguard kwam moeizaam een einde aan onze indecicive­niss (besluiteloosheid. Overigens noemden we het tot dit moment insecure, maar dat is onzeker). We arriveerden om­streeks 18.00 uur bij de haven, maar onze boot zou pas 03.15 uur gaan. We hadden namelijk besloten zo goedkoop mogelijk naar Ierland te reizen en dan zijn nachtboten goedkoper. Dachten we. Na een potje besluiteloosheid tentoon te hebben gespreid besloten we daadkrachtig en eensluidend een boot eerder te nemen. En wel, zo deden we.
Het kostte ons echter 35 pond extra, maar dan hadden we ook de snelboot. De boot zou om 20.00 uur vertrekken, dus gingen we de havenplaats in voor een avondmaaltijd.

In een gezellige pub (er stond één barman achter de bar en een dronken gast aan de bar) hebben we een paar pinten gedronken en kip, patat en salade gegeten. De eerste pint overigens was net kattezeik. Die fout hebben we later nooit meer gemaakt. Onderwijl keken we naar de bokspartij van Mike Tyson: weet je ook eens hoe snel wij kunnen eten! Na de kok te hebben gecom­plimenteerd over zijn fantastische kookkunsten, hebben we om beurten de wc-bril verwarmd, alsmede het rioolstelsel van verse bolussen voorzien.

Op naar de boot dan maar weer. We reden al 'under the Bridge' zingend de afslag voorbij en kwamen hier feitelijk pas na tien kilometer achter. We keerden de wagen en moesten zowaar tegen de klok racen. We haalden het just in time!

Na een korte boottocht van 1,5 uur arriveerden we in Rosslare, Ireland, alwaar we een camping zochten. Omdat het tegen 23.30 uur liep twijfelden we of we naar de pub zouden rijden in het dorp (ongeveer 4 km). Omdat bier nou eenmaal sterker is dan een tweemans wil, stapten we wederom in de auto. Maar - en toen voelden we ons echt lousy toerists - de pub was dicht en we dropen af naar de camping. Daar bakten we een paar hambur­gers in de campers kitchen, dronken een biertje en pakten een douche. Omdat het toch stikdonker was schroomden we niet in ons riekende onderbroekje over de camping te lopen. Het was maar vijftig meter of zo. Toen we de douches naderden sprong plots een grote schijnwerper aan, die onze buds in het volle licht zette. We versnelden onze pas ietwat. Na een verkwikken­de douche legden we ons vege lijf ten ruste op het luchtbed. Voor het eerst overigens, want de avonden ervoor was het respectievelijk auto en strobed. Even was het schrikken, want precies op de route over het veldje van Pauls' auto liep een zwart oliespoor. Paul dacht dat het zijn rechtervoorremsysteem was, maar gelukkig bleek het stom toeval.
De volgende morgen (maandag) reden we weg, met als grove bestemming, Limmerick.

Onderweg naar Limmerick reden we het stadje Wexford binnen. Daar zochten we een parkeerplaats, kochten een parkeerkaart in de vorm van een kraslot en zochten eerst een bank op. Paul wisselde er zijn Hollandse muntjes, Aart pinde Ierse ponden. We zochten vervolgens een lunchroom op en gebruikten koffie met een heerlijk broodje. Daarna gingen we een supermarkt binnen, waar we wat decent shopping deden. We kochten er onder meer een zak kitkatjes, chips, brood en bier. Met name de Faxe-bieren - blikken van een liter - maakten grote indruk op ons. Omdat we nog tot 13.00 uur mochten parkeren, gingen we een pub binnen, waar we op onze weg naar de bank ook al langs waren gekomen. Feitelijk hadden we er de bartender gevraagd of hij parkeerkaarten verkocht. Dit was niet het geval. We hadden wat aardige dames gezien die de pub aan het versieren waren. We zetelden onze lichamen op een kruk aan de bar en bestelden een Karlsberg.

Paul zat recht achter de tap en keek vol bewondering naar het proces van onttroebeling van Guinness, de trots van Ierland. Pauls' interesse ging zo ver, dat hij de barkeeper op een hele interessante vraag wilde trakteren. Hij vroeg hem hoe het kwam dat Guinness zo donker was. De barkeeper keek Paul ietwat smalend lachend aan en antwoordde: Omdat het Guinness is (waarschijnlijk dacht hij het woordje 'lousy tourist' erachteraan).

Tot op de dag van vandaag kwelt de vraag van het waarom Paul nog steeds. Misschien toch nog maar weer eens naar Ierland.

Na een relaxte toertocht richting Limmerick, waaronder een aantal foto-stops, arriveerden we in deze filty stad. Eigen­lijk toen al ervaarden we wat we vaker deze vakantie zouden krijgen - een slecht gevoel. Er was een in- en uitgaande file, we konden de Toerist Information niet vinden, mensen keken chagarijnig: we besloten de stad links te laten liggen en op zoek te gaan naar een camping in de buurt. We hadden die dag weer genoeg in de auto gezeten en hadden wel zin in een decent stek. We zagen op de zeer gedetaillistische kaart de spot 'O'Briensbridge (OBB). Onderweg naar dit gat vroegen we meer­malen de weg. Op zich heel typerend voor onze vakantie. Maar toen we bijna een kwartier met twee Ierse vrouwen hadden geredentwist over de kortste weg naar OBB deden we iets zeer averechts, hetgeen overigens kenmerkend was voor onze decici­veness!. Ze adviseerden ons via Limmerick te rijden, maar wij hadden zoiets van: voor ons NOOIT meer Limmerick! We negeerden het advies en reden, na hun vriendelijk te hebben bedankt, schielijk in de richting die óns het beste leek. We zijn Hollanders hè. Op zich hadden we vertrouwen in de door ons gekozen route, maar het viel niet mee. De bewegwijzering was typical Irish, dus lousy.

Onderweg kwamen we nog een peasant tegen, die we wijsmaakten dat hij Nederlandse zwartbonte koeien had. He took it for granted!
We arriveerden na een echte Jongeren 19NU puzzelrit-achtige rit op de camping. OBB is een plaatsje, eigenlijk één straat, met vier pubs, een supermarktje en een slager. We vonden de camping desalniettemin vrij vlot.
We kregen een blij gevoel, omdat de campingvrouw (1.50 m) zeer aardig was, de camping er leuk uit zag en er van alles te beleven viel. We namen ons voor misschien nóg wel een nacht te blijven. Je kon er zo leuk kanoën... Maar ja, de eerste nacht moest nog volgen...Na een lekker maaltje rijst met prutje namen we een douche en gingen naar de pub.

Na eerst een paar pinten vóór de pub te hebben gedronken gingen we één pub naar binnen. Daar ontmoetten we aardige mensen, zoals de bardame - Karen - die dacht dat we uit Zuid Afrika kwamen. Daar we net het vuil van onze filty-achtige lijven hadden gedoucht, vroegen we: why? Algauw veranderde ze haar standpunt in: Australia. Ze vonden dat we pretty good Engels spraken. Toen we verklaarden dat we uit Holland kwamen, werd het even stil met de locals die aan de bar zatten. Toen was de spanning gebroken: er kon sinds tijden weer eens over stuff en marihuana worden gesproken in OBB.

Een geliefd onderwerp, vooral voor Desperate (eigenlijk heette de John Candy-lookalike Desmond, maar we vonden desparate goed klinken).

Het bier vloeide die avond in gepaste vorm de naar rijst met kerrie riekende kelen binnen en de stemming zat er goed in. Rond 23.30 begonnen we hem te knijpen, daar sluitingstijd naderde. Maar Karen en de locals konden ons gezelschap waarde­ren. Ook de moeder van Karen schoof aan. Toen begon het gezing van de locals, voor ons. Aart en Paul lieten het zich welge­vallen, en deden op hun beurt een duit in het zakje. Toen kwam een zeer luidruchtige local (net zijn baan kwijt, misschien daarom) naar Paul zitten. Het leverde een aardige conversatie op, waarin het werkwoord voornamelijk door het woord 'fuck' werd ingenomen. Het leukste was eigenlijk de volgende morgen, toen we hem weer tegen kwamen tijdens ons ontbijt. Rustig. Zo is hij anders altijd, verzekerde Karen ons. Maar goed , nu lopen we op de zaken vooruit. We zaten nog aan de bar en de tijd liep tegen tweeën. Af en toe ging het licht uit en moe­sten we stil zijn. Er kwam een auto langs, en dat kan altijd politie zijn. Toen kwam sluitingstijd toch echt, en iedereen ging in een jolige bui naar de pismuur. Paul wilde een grapje uithalen en vanuit de naast gelegen zit-wc iets funnys roepen. Omdat het muurtje net tehoog was om er staand overheen te kijken, ging Paul op de wc-pot staan. Althans, dat was zijn bedoeling. Wat zeker niet zijn bedoeling was, was dat de wc-pot in stukken afbrak....De druiven waren zuur, zeker na een gezellige avond, die eigenlijk niet meer 'stuk' kon....We spraken met de tandloze peasant (vader van Karen, gek op geld) af, dat we de volgende morgen zouden langskomen om de schade te vergoeden. Onder het genot van een ontbijtje betaalde Paul de schade en met een zuur gezicht poseerde hij voor de gebrui­kelijke familie-kiek. Tijd om te gaan. Het was dinsdagmorgen.


We vertrokken vanuit OBB richting Galway. Een hele mooie route langs prachtige spots (stoppen voor een foto? nèhhhh!) waar­schijnlijk een van de mooiste delen van Ierland, wat we ons zo kunnen herinneren. We aten op advies van een humane wegwijzer scrumbled eggs in Ennis, dronken een sinasje en cola en voel­den ons zowaar weer mens. Na Ennis te hebben verlaten en onze boodschap wederom te hebben geofferd aan het riool (Paul durfde nauwelijks te zitten, lousy quality, those Irish wc-pots..) reden we naar de Cliffs of Moher. In OBB was ons verteld dat een week ervoor iemand naar beneden was gespron­gen. Je moet er inderdaad niet met een slecht gevoel heen­gaan....we bleven dan ook ruim van de kant af. Na er anderhalf uur te zijn geweest, meenden we het meest toeristische gedeel­te van deze kust wel te hebben gezien en vervolgden onze weg naar Galway. Een schitterende route, die alles wat men over het Ierse landschap zegt, in zich heeft.
We arriveerden aan het einde van de dinsdagmiddag in de stad Galway en zochten naar de Toerist Information. We hebben er kaarten gekocht en....de Shamrock. De shamrock is de driebla­dige klaver en brengt geluk. Het exemplaar dat we beiden kochten was echt en ingesealed, zodat het voor altijd zijn groene kleur zal behouden. We hadden het nog niet afgerekend of we voelden ons al de meest standaard-toeristen die
waarschijnlijk in heel Ierland verder niet te vinden zouden zijn. Toch zou de Shamrock ons later in de vakantie inderdaad geluk brengen....

Na de camping te hebben opgezocht en de tent te hebben opgezet maakten we kennis met Jerry. De John Cleese-achtige camping­baas (sorry Cleese, no hard feelings, i hope) had net de toko overgenomen van zijn moeder en liep in een nieuw driedelig pak en roze afwashandschoenen het terrein te cleanen. Tegenover ons stonden twee meisjes - Veronica en Liz - uit respectieve­lijk Schotland en Wales. Toen ze ons kookstel zagen vroegen ze Paul om zachte eitjes in de morning. Paul beloofde ze om 06.00 uur met koken aan te vangen. Aart was ondertussen aan het kokkerellen in de campers kitchen. Die werd op dat moment ook gebruikt door drie Engelse gasten, die hun frisheid op een laag pitje hadden staan. Gelukkig was er nog een pitje vrij om ons voedsel te maken. Rijst met ragout. We kookten in een zeer smerige keuken, waar de campingpoes er eigenlijk nog het meest decent uitzag. We besloten dan ook het voedsel bij de tent in ons geraamte te scheppen. Paul had het slecht, vooral met het eten.

De meisjes kwamen na wat luidruchtigheid van onze kant uit de tent en startten een gesprek. Ze meenden echt dat Paul om 06.00 uur eieren zou gaan koken. Plots was het over achten en maakten Veronica en Liz zich klaar voor vertrek naar het centrum, per taxi. Aart vroeg wat een taxi ongeveer ging kosten, en de dames boden aan om hun taxi met ons te delen. We schrokten ons bord leeg en deden de vuile vaat in een plastic zak. That'll do, dat komt morgen wel. We liepen naar de ingang van de camping en de taxi kwam er zojuist aangereden. Overi­gens werden we door de meisjes becomplimenteerd over ons Engels.
In de stad aangekomen joinden we de meisjes voor een paar bier. Paul zat eigenlijk behoorlijk stuk en boerde af en toe een beetje ragout op. Maar goed, na een paar bier ging het beter. De meisjes gingen na sluitingstijd naar een nachtclub. Aart en Paul schoven aan bij twee Duitse meisjes. In een mengelmoes van Duits en Engels babbelden we wat over van alles en nog wat. Toen de bartender ons verzocht te gaan, zetten we onze conversatie buiten verder. Een dronken peasant aan de overkant van de weg kwam al niesend naar ons toe. Hij had last van hayfever, maar waarschijnlijk meer van de hoeveelheid drank die hij in zijn filty body had gegoten. Na de man - met moeite - te hebben afgewimpeld, liepen we met de duitse meiden naar de taxispot. Op die plaats hebben we nog een paar duitse moppen uit de kast gehaald, waarna de meiden naar hun hotel gingen. We gingen daarop een snacktent binnen en consumeerden fish en chips. Na ons te hebben volgestopt gingen we per taxi terug naar de camping. Aart had een buitengewoon interessante conversatie met de chauffeur. Het ging om de zogenaamde zwart­rijders onder de taxichauffeurs, die zodoende de legale taxichauffeurs het brood van de plank roofden. Fijn. Aangeko­men op de camping nuttigden we een bier en hadden en nice chat met Jerry, de campingbaas. Hij was net die week 12 jaar ge­trouwd en vertelde een mooi verhaal van een vrouw die onlangs was getrouwd. De vrouw had hem gezegd dat hij haar eerder had moeten vertellen van de geneugten van het huwelijk.
Wordt het nog beter? had de vrouw Jerry gevraagd, waarop de filty-one antwoordde dat het alleen nog maar beter ging wor­den. Hij kon er zelf gelukkig ook heel vies bij lachen.
Na ongeveer een half uur en wat bier kwamen Veronica en Liz weer naar de camping. Ze gingen bij drie Franse jongens zit­ten, die vijftig meter naast ons stonden. Een van de peasants zou namelijk fluit gaan spelen. Ze vroegen of we erbij kwamen zitten en dat deden we. We namen wat bier en chips mee en vertelden er tot een uur of 04.30 uur moppen. Zelfs de Fransen snapten enkele van deze grapjes, hetgeen dus tot internationa­le hilariteit leidde. Na tot slot onze eerste Faxe genuttigd te hebben vonden we het welletjes en gingen naar onze tent voor een nap. Overigens is er niet op de fluit gespeeld.

Woensdagmorgen zijn we weggegaan, vlak voor ons vertrokken Liz en Veronica, die ons overigens uitnodigden om naar hun camping in Bundoean (vlakbij Sligo) te komen (Veronica werkte op deze camping in de buurt van Sligo, maar daarover straks meer). Na de Fransen gedag te hebben gezegd, zijn we eerst Galway weer ingegaan. We parkeerden onze auto in een parkeergarage en liepen het stadje in. In een eetgelegenheid hebben we lekker gegeten. Onderwijl schreven we de kaarten, die we een dag ervoor bij de Toerist Information - tesamen met de Shamrock - hadden gekocht. Omdat we lekker op dreef waren met onze zinnen als: 'you filty animal, you son of a motherless goat, you scumpsucking pig, lousy peasant....' enzovoort, leek het Aart leuk de kaart aan Chris vol te zetten met dergelijke teksten. Om een correcte spelling te kunnen hanteren, vroeg Aart aan de barkeeper hoe hij 'peasant' moest schrijven. We schreven de kaart hardop, en op een gegeven moment - ongeveer ter hoogte van de zin 'you son of a motherless goat' - keek een man, die naast ons zat te eten, vol verbazing naar ons. Plots barstte hij in lachen uit en verslikte zich zowat in het eten, hetgeen bijna zijn dood betekende. Nice experience anyway.

Na het voer te hebben veroberd zijn we nog een shopping centre ingeweest. Daar zagen we een visitekaartjes-maak-apparaat en even, heel even, kwam in ons door bier verprutste gedachte op om kaartjes te laten maken, om zo mensen makkelijk aan ons adres te helpen. Gelukkig riepen we onszelf op tijd terug, alhoewel we pretty close to doing it waren. We concludeerden dat het wel heel erg prepared zou overkomen, wanneer een spontaan kontakt zou worden bezegeld met uitwisselen van adressen op voorgedrukte kaartjes.

Na Galway-city te hebben verlaten zijn we naar Clifden gere­den. Een korte route. We arriveerden in de middag en verkenden het centrum. Niet groot, maar we hadden wel de indruk dat het er gezellig was. We zochten de Toerist Information op, maar raakten verzeild in een Walk Centre. We raakten min of meer enthousiast voor een bergwandeling en we namen ons voor deze donderdagmiddag te doen. We zochten een camping, en vonden in Shannaheeve een hele goede. Warme douches en schone w.c.'s, dat was in Galway wel anders. We voelden ons bijna één met de natuur, aten een decent meal, fotografeerden zelfs een vogel­tje.


's Avonds gingen we naar het centrum. Onderweg liepen twee Franse liftsters down de road. We namen hen mee, maar er kwam geen zinnig woord uit hen. Zelfs een bedankje kon er niet of nauwelijks vanaf.
Omdat we de volgende dag zouden gaan wandelen, namen we ons voor slechts een paar biertjes te drinken en op een decent time naar bed te gaan. Mensen, vergeet voornemens, vooral in Clifden...

We nestelden ons aan een tafel buiten een pub called King's. Er stonden een paar muzikanten buiten te spelen en het klonk vrij aardig. Omdat het frisser begon te worden en er zelfs een spatje regen viel, zijn we King's binnengegaan.
Daar raakten we aan de praat met twee Duitsers (eigenlijk één Oostenrijker, maar da's toch allemaal 1 pot nat). We hadden een gezellige babbel met hen en vertelden over onze ervaringen tot dan toe. Omdat we al eerder in de auto wat vreemde teksten op bekende deuntjes zongen, kregen we het idee om een eigen tekst te maken op het lied Wild Rovers en wel:

I'm the son of a motherless goat,
i like to farth in de bus or the boat.

Feitelijk de twee enige zinnen, maar we waren super enthousi­ast. Paul vertelde het aan twee meisjes, waarvan hij dacht dat ze Engels waren. Ze bleken Italiaans, en begrepen derhalve de funwaarde van de eigen gebrouwde tekst niet. Maar dat mocht de pret niet drukken, want we hadden een aardige conversatie met hen en natuurlijk met de Duitsers. De Italiaanse meisjes - sorry, we hebben ze nog niet voorgesteld. Hier komen ze: Daniëlla en Barbara - wilden niet geloven dat we uit Holland kwamen, due to the fact dat ons Engels zo snel en goed was. Aart overtuigde ze door zijn politiepas te laten zien. Om onze kennismaking te vereeuwigen lieten we een bartender vanachter de bar vandaan een foto maken van ons met Daniëlla en Barbara. Omdat het toestel van Daniëlla was, zijn we - op moment van schrijven - nog in afwachting van de foto. Ze beloofde ons echt de foto toe te sturen. Maar ja, mafiosi hè...


Op weg naar de toilet zag Paul een ander blond meisje en vroeg: hè, where are you from, mate? Ze vertelde dat ze uit Liverpool kwam en Paul zei 'o' en liep eigenlijk direct door naar de toilet. Op zijn terugweg was het meisje alweer druk in conversatie met twee andere meisjes (eigenlijk jonge vrouwen) en haar cousin. Na ongeveer een uur kwam Paul het blonde meisje weer tegen en riep vrij luid en enthousiast: hé, you are from Liverpool, arn't ye? Het meisje was de eerdere ont­moeting waarschijnlijk alweer vergeten en bleek zeer verrast. Vooral toen Paul vertelde dat hij ook van Liverpool was. In volledige ontsteltenis liet hij haar achter en kroop weer op de nog warme barkruk. Niet lang daarna verliet Paul noodge­dwongen de pub om zijn lenzen uit te doen en zijn bril op te doen. Zijn linkeroog was weer behoorlijk rood geworden. De lenzen zouden de rest van de vakantie netjes opgeborgen blij­ven.


Daniëlla en Barbara, de twee Duitsers en wij zetelden ons op een bank in de hoek van King's. Na nog een nice chat te hebben gehad, onder meer waarom Daniëlla in een supermarkt werkte en niet mooi lag te wezen op motorkappen van dure auto's in een een showroom, hielden de Italianen het op een gegeven moment voor gezien. We liepen de dames als echte heren naar hun hotel en namen op Italiaanse wijze afscheid: met een ferme handdruk.

We spoedden ons terug naar King's om vooral maar niets te missen van de gezelligheid aldaar. We mengden ons weer in de internationale smeltkroes called King's.

Toen sluitingstijd naderde kwam het blonde meisje uit Liver­pool met vragende ogen naar Paul. Waar Paul haar toch van kende. Om de practicale joke niet langer dan noodzakelijk te rekken vertelde Paul de waarheid, namelijk, dat zij hem een aantal uren eerder had verteld dat ze uit Liverpool kwam. We stelden ons aan elkaar voor. Zij heette Marion. Overigens maakte Paul op de toiletpot in OBB na misschien wel de groot­ste fout tot dan toe tijdens de vakantie, door aan een andere jonge vrouw te vragen of zij de moeder van Marion was. Oei! Paul heeft het nog lang moeten horen dat de vrouw zeer bele­digd was. Met haar heze stem maakte ze duidelijk dat ze moge­lijk slechts 5 of 6 jaar ouder was dan Marion.
Dit was ook de avond van onze ontmoeting met cousin Chris, de neef van Marion. We hadden een nice chat en noemden hem uiter­aard een son of a motherless goat, a filty animal, a scumpsuc­king pig enzovoort. Van hem leerden we de volzin: your mother is a hamster and your father elderberry (verrot fruit). Overi­gens ging alles in een gezellig sfeertje, hetgeen op last van de bartenders noodgedwongen buiten moest worden voortgezet.

Buiten stonden houten tafels, waaraan ook twee Franse jongens zaten. Buitengewoon goed Engels sprekend, en bovendien vervuld van humor. Aart zat in een diepe conversatie met Ann, een jonge vrouw (no kids) uit Dublin. Ze leek hardhorend, gezien de manier waarop Aart haar oorsmeer beconverseerde. Na enkele liederen te hebben gezongen, verzochten de barkeepers van King's ons vriendelijk te gaan. Honderd meter verder op straat hadden we nog een korte conversatie met Ann en haar schorre vriendin (degene waarvan Paul dacht dat het de moeder van Marion was), de Franse peasants en Chris. Marion was nog binnen met een barkeeper en bleef daar vrij lang. De Franse jongens namen afscheid en Chris begon zijn tijd te vullen door op de deur van de pub te bonken en te roepen om zijn cousin. Aart bracht Ann richting haar hostel, hetgeen Paul plots in een penibele situatie bracht. De schorre dame, net nog uitge­maakt voor moeder, deelde de kamer met Ann. Er zat niets anders op met haar mee te lopen. In gedachte zag ik Aart al 'converseren' met Ann, maar gelukkig, niets van dit alles bleek waar. Ze stonden voor het hostel in het Frans te praten en hielden er abrupt mee op toen Paul en de jonge vrouw nader­den. Ze vroegen ons voor een kopje koffie mee het hostel binnen, hetgeen we deden. Na drie koppen koffie begon Koning Alcohol het te verliezen van Keizer Ontnuchtering, waarmee vooral Aart de schone Dublinse ineens een naïeve pad begon te vinden. We stapten omstreeks 04.30 uur op en liepen naar onze auto.
Onderweg klaagde Aart over een bedorven uiensmaak in zijn mond. Daar Paul zich het avondmaal nog goed kon herinneren (hamburgers met brood, worteltjes en bier) liet het zich raden waar Aart de uiensmaak vandaan had. Een dag later zou cousin Chris al lachend verklaren, dat de Dublinse net voor haar chat met Aart een broodje hamburger met rauwe uien naar binnen had gewerkt....

De volgende (donderdag)morgen waren we blij dat we geen wan­deltocht van een dag hadden geboekt. We arriveerden omstreeks 13.30 uur in Clifden centrum en meldden ons in het Walk Cen­tre. Omdat we nog wat sparetime hadden, liepen we wat souve­nirswinkeltjes binnen. Plots zagen we een wasserette, hetgeen ons op een lumineus idee bracht: een wasje draaien. We haalden onze was uit de auto en brachten het naar de wasserette. Vervolgens aten we een paar droge broodjes, totdat het busje kwam om ons naar de berg te brengen. We mochten voorin zitten en maakten een praatje met de chauffeur. Vluchten kon niet meer.
Bij de berg aangekomen bleek al gauw dat je best in een rede­lijke conditie moest verkeren om de klim aan te kunnen. Na een kleine twintig minuten namen we afscheid van een vrouw van ongeveer 50 jaar, die het niet meer kon bijhouden. Ze had reeds geschaafde benen en een gezicht, zo vol ellende, dat de honden er geen pap van lustten.
Met het zweet op de rug en een droge mond klommen we enkele uren door het landschap. Er was weinig te zien, naast de vele rotsstenen zag je schapen, drie soorten bloempjes en een klein kikkertje. We waren allen blij een levend schepsel Gods' te zien in the middle of nowhere. We hadden een vrij vertelgrage gids, maar wat hij ons aan woorden toeslingerde, kon ons eigenlijk niet echt boeien. Het enige wat ons bezighield was: hoe lang duurt deze ellende nog.
Boven op de top van de berg werd het binnen een paar minuten plots mistig. Het waaide keihard en die rotten guide bleef maar ouwehoeren over alles en nog wat, terwijl iedereen stond te vernikkelen. Hij was duidelijk de tijd aan het volkletsen, want hij had met de chauffeur een bepaalde tijd afgesproken dat deze ons weer zou komen oppikken.
Op de weg downhill vertelde de gids waarom schapen allemaal een eigen kleur hebben, bijvoorbeeld rood of blauwe verf op de wol. Dat is omdat de schaapsherder hen dan makkelijk herkent. Paul vertelde, dat om diezelfde reden alle schaapsherders een bepaalde kleur hebben, blauw of rood. Dan herkennen de schapen hun eigen baasje gemakkelijker... Aan alles komt een einde, zelfs aan deze lousy tocht. We arriveerden omstreeks 18.00 uur weer in het stadscentrum.

We waren nog niet uit de bus of we zagen de twee cousins, Marion en Chris, alweer. Ze hadden de middag beduidend beter besteed, want ze kwamen net uit een pub. Ze waren op weg naar een andere pub. Ze vroegen of we ze voor een biertje wilden joinen, hetgeen we deden. In de pub zal Marion naast een ouwe vieze faget, die vrij handtastelijk was. Terwijl zijn vieze tong uit zijn bakkes hing, zat ie lekker dicht op Marion. We dronken er - per ongeluk - een Guinness. Het zou tevens de laatste zijn tijdens ons verblijf; we prefereerden Karlsberg.

Omdat we onze was nog moesten ophalen voor sluitingstijd namen we afscheid en spraken af ze 's avonds wel te zien in King's.

Met de schone was in de auto reden we naar de camping, alwaar we een maaltijd hebben genuttigd (scrumbled eggs met brood en bier). We maakten een praatje met twee oudere Nederlanders, die ook in de 'campers kitchen' aan het koken en eten waren.

Omstreeks 20.00 uur verlieten we te voet de camping richting stadscentrum. Na een aantal malen bijna te zijn doodgereden kregen we een lift van een Nederlander. Aart moest bij Paul op schoot en zat met zijn smoelwerk tegen de voorruit. Gelukkig was het niet ver. De man rookte pijp en draaide klassieke muziek. Aardige vent. Was op zoek naar campinggas.

In het centrum liepen we direct naar King's. Daar zagen we Chris, in gesprek met een Australisch meisje. We gingen er even bijzitten toen plots Marion aan kwam kakken, mèt de oude faget van die middag! We hadden het snel gehad en namen een plaats in aan de bar. Daar hebben we eerst redelijk stilzwij­gend een bier gedronken. Plots werden we verrast door twee Hagenezen, een jongeman en zijn vriendin. We hadden dat eigen­lijk best even nodig: lekker relativeren. Zaken als, twee weken Ierland is wel erg weinig hè, en prachtig landschap hè? De cliché-opmerkingen van mensen over Ierland. Ook de twee oudere Nederlanders van onze camping kwamen er bijstaan. We hadden een gezellig Hollands samenzijn.

Op een gegeven moment kwam Marion bij ons staan, om te vragen of we met haar mee gingen naar een andere pub. Omdat we zo gezellig aan het kletsen waren, zeiden we dat we straks zouden komen. De twee oudere Nederlanders keken uiterst verbaasd, dat wij, gezonde jonge Hollandse jongens, bier en een goed gesprek prefereerden boven het gezelschap van de blonde jongedame. Na ongeveer een half uur herhaalde zich het ritueel. Marion gaf het vooralsnog op en kwam bij ons aan de bar zitten. Ze zat op een kruk naast Paul, op de jumper van Aart. Omdat de jumper van Aart meermalen op de grond was gevallen, knupte Aart zijn jumper om de middel van Marion. Zo, die zit, moet Aart gedacht hebben. Na nogmaals heftig aandringen gingen we in op het verzoek van Marion en vergezelden haar naar de andere pub, genaamd Guys. De Hagenezen gingen met ons mee. Algauw was Marion op het spoor van de barkeeper uit King's, die deze avond blijkbaar vrijaf had. Aart en Paul dronken een paar consumpties, Paul trachtte nog een paar lines mee te zingen met de band, maar de microfoon werd schielijk dichtgedraaid.
Plots was Marion verdwenen. Het liet natuurlijk niet te raden met wie, maar meer, waar naar toe. Aart baalde van zijn jum­per, want die zat nog steeds om het lichaam van Marion ge­knupt.
Na sluitingstijd werden we door Martin, de barkeeper, verzocht de pub te verlaten. Buiten had Aart een conversatie met Chris. Inzet van het gesprek was: geef me een adres waar we jullie kunnen vinden. Chris gaf Aart een adres van een nachtclub in Dublin, The Crane in The Temple Bar.
Paul zag plots een jongedame vrij desmond in een wagen zitten. Verveeld staarde ze naar de toegangsdeur van de pub. Via het raampje van de bijrijderskant startte Paul de conversatie.
De vrouw vertelde dat ze op haar vriend wachtte. Paul zei dat hij die dronkaard wel even uit de pub zou halen. Wat dacht die vent wel, zitten zuipen in de kroeg, en zijn vrouwtje buiten laten wachten! De vrouw legde uit dat haar vriend in de pub als barkeeper werkte. Even later kwam de persoon in kwestie naar buiten. Het bleek Martin te zijn. Aart kwam er ook bij staan en Paul vroeg aan de aardige jongedame of ze ons een lift wilde geven. Ze had die dag 24 uur gewerkt en Martin was ook doodop, maar na nog eens vriendelijk vragen vonden ze het goed. Het was een gezellige autorit en van de vermoeidheid van de jongedame was niets meer te zien. Zelfs Martin, die ons nog als de hardnekkige Guys-gasten herinnerde, vond het leuk. Vlak bij de weg naar de camping eindigde de lift. Aart gaf hem zijn adres, omdat de twee mogelijk nog eens naar Holland zouden komen. Aart, de politieman, zegde toe de doorgang op Schiphol voor hen te vergemakkelijken. Doet het overigens altijd goed, zulke aanbiedingen. We bedankten hen voor de lift en liepen naar de camping. Aart noemde nog even zijn jumper, maar we spraken af ons onderzoek de volgende morgen in te zetten.

De volgende vrijdagmorgen gebruikten we een simpel ontbijt (appeltje) en pakten de auto naar het dorp. Eerst gingen we naar Guys om te vragen of er een jumper was gevonden. Dit bleek niet het geval. Op naar King's (hier werkte immers de bartender met wie Marion ervandoor was gegaan). Onder het genot van een kopje koffie vroegen we een barmeisje of er een jumper was gevonden. Nee, niets gevonden. Toen vroeg Aart of ze misschien wisten welke van hun collega's met het blonde meisje uit Liverpool was geweest. Het geheimzinnige gefluister was begonnen. Plots zagen we een bekend gezicht. Niet de bartender met de puist op zijn kin (ons enige aanknopings­punt), maar een collega van hem. Na lang aandringen verwees hij ons naar een News Agency. Daar zouden we maar moeten vragen naar het meisje.
Paul had de avond ervoor naam en adres van Marion op een bierviltje gekregen. In de News Agency vroegen we of er iemand Marion Lawler kende. Niemand kende haar. We dachten dat we misschien in een verkeerde krantenwinkel waren, dus liepen we een stukje terug naar een andere. Ook daar stelden we de vraag of iemand Marion Lawler kende. Vol verbazing en een bit of suspiciency werden we aangestaard door een overigens zeer plesante dame. Ze vond het jammer dat ze ons niet verder kon helpen, maar was erg benieuwd naar de afloop van het verhaal. Het verhaal van de jacht op de jumper...

We stelden elkaar voor weer terug te gaan naar King's om verhaal te halen. Inmiddels was de baas aanwezig en de meiden achter de bar hadden door om welke collega het ging. De baas zei dat we vijf minuten moesten wachten omdat de bartender in kwestie ieder moment kon arriveren. Toen de jongen inderdaad binnenkwam kreeg hij direct van zijn baas een sneer dat hij vijf minuten te laat was. Direct daaropvolgend stonden twee grote Hollanders voor zijn neus, waarvan de rossige plots indringend zei: I've got a question voor you'. De jongen herkende ons als gezelschap van Marion en dacht minstens dat we hem terplekke zouden ontmannelijken. Niets van dit alles gebeurde, we wilden alleen weten waar we Marion zouden kunnen vinden. Haast was nodig, want de cousins hadden ons de avond ervoor verteld dat ze de volgende dag weg zouden gaan naar Galway-Dublin-Liverpool. De jongen schreef op een stukje papier het woord Lynchys en de plaatsnaam Ballyconneely. We stapten in de auto en reden richting het gehucht. Het was dezelfde smalle weg die we met het busje hadden afgelegd naar de berg voor onze enerverende wandeling. Onderweg vroegen we een oude dame de weg naar Lynchys. Ze wees ons een eind in de goede richting, maar, naar later bleek, te ver. In een winkel­tje vertelden ze Aart dat we een stuk terug moesten en tegen­over een parkeerplaats rechts. Dat deden we, en we kwamen uit bij een huis met een paar fietsen tegen de muur. Dat zou het kunnen zijn, dachten we hardop.
Toen we het huis binnenliepen, was er niemand. Alles stond open, maar er was geen hond in huis. Ook geen mensen. We dachten: we zijn te laat, de cousins zijn gevlogen.

Buiten liep een electricien en we vroegen hem of het betref­fende huis Lynchys was. Hij ontkende en wees ons een huis, een paar honderd meter verder in de woestenij. We reden er naar toe en belden aan. Een vrouw deed open en we vroegen of we hier bij Lynchys waren. De vrouw knikte ietwat argwanend, maar toen we vertelden dat we op zoek waren naar twee cousins uit Liverpool trok ze de deur open en liet ons binnen. In de hal riepen we iets als: 'the police is here for Marion Lawler'. Onze posturen verschenen geleidelijk in de deurpost en onze blikken zagen twee wrakken aan de keukentafel, met elk een bord vol vet eten voor zich. Marion stamelde een paar woorden en Chris keek vol ongeloof naar ons. Aart vroeg of Marion de jumper nog had, waarop ze de handen voor de ogen sloeg en bijna in tranen uitbarstte. Ze had hem niet meer. We vertelden dat het nou ook weer niet zo erg was, maar we vroegen of ze nog wist waar ze die avond met de bartender was geweest. Ook dat kon het arme schaap zich niet meer herinneren. Ze schoof vol afschuw haar bord met het nog onberoerde eten van zich af en begon te piekeren. De tante leidde ons naar de woonkamer, alwaar we plaats namen. We stelden voor de beide cousins een lift te geven, zodat Aart samen met Marion naar de bartender zou kunnen gaan om hem te vragen naar de plaats waar de twee
samen waren geweest.

De tante had inmiddels haar buik vol van de twee Liverpoolers. Marion had haar namelijk rond 06.00 uur vanuit het centrum opgebeld of ze haar wilde komen ophalen. Het goede mens deed het ook nog (ach ja, de kinderen van je zuster hè). Vijf minuten nadat tante weer terug was met haar vrachtje ellende belde Chris. Ook vanuit het centrum, of ze hem a.u.b. op wilde halen. Chris was die nacht echter al eerder thuis geweest met zijn Australische one-night stand. Toen hij had aangebeld en zijn tante het meisje zag gooide ze de deur in zijn gezicht dicht (zo vertelde Chris Paul tijdens afwezigheid van Aart en Marion, i.v.m. hun zoektocht). De tante gebood Chris de weg (ongeveer 8 kilometer) maar weer tevoet af te leggen om het meisje naar huis te brengen. Een zeer gecompliceerd verhaal, want in het centrum liep de moeder van het meisje huilend te zoeken naar haar dochter. Ze zouden elkaar daar hebben ontmoet die avond, maar ja, er was wat tussengekomen….

Afijn, we vertrokken met de audi bomvol richting centrum. Onderweg nam Marion nog afscheid van haar opa, die enkele huizen verder woonde. Aangekomen in het centrum gingen Aart en Marion naar binnen en kwamen na tien minuten met decent infor­mation weer naar buiten. Ze liepen naar een huis, waar Marion die nacht met de bartender was geweest. Daar de deur op slot was en niemand op de bel reageerde, klom Marion door het raam. Op de slaapkamer lag nog iemand in zijn nest te rotten, maar die zei: ach joh, klim maar door, doe of je thuis bent. En ja hoor, daar hing Aart zijn jumper aan het bed geknoopt. We hebben er verder niet al te veel woorden aan vuilgemaakt, behalve dan een foto. Speciaal voor de foto mocht Marion nog even de jumper om haar middel, maar Aart hield haar ditmaal scherp in de gaten! We namen afscheid met het rare gevoel dat we elkaar wel weer zouden treffen.

Het was klokslag 14.15 uur toen wij ook Clifden verlieten. We reden richting Sligo. Onderweg kwamen we door leuke plaatsjes, dus we hadden een goed gevoel over Sligo. We zongen uit volle borst de meest vreemde teksten, zoals:

Yesterday
i drunk my last two brains away
but i didn't use them anyway
so i'll start drink again today

Maar ook de reguliere drinkliederen van The Dubliners. Eigen­lijk na het binnenrijden van Sligo werd dit rap minder. De muziek gaf namelijk een verkeerd beeld van ons gevoel. De muziek is vrolijk en gaf ons zodoende een vertekend beeld van Sligo. Eruit die CD. Counting Crowes erin.

Het goede gevoel dat we op de heenweg naar Sligo hadden, werd abrubt weggevaagd. De stad Sligo sprak ons in eerste instantie niet aan. Een vieze stad. We gingen naar de Toerist Informati­on waar een dame - die het daglicht eigenlijk niet waard was - ons vertelde dat er een muziekfestival zou zijn. Leek ons leuk. Ze wees ons de dichtstbijzijnde camping.

Dit was camping site Strandhill, pal aan zee, waar de wind behoorlijk zijn best deed ons van het eiland af te blazen. Maar de tent stond vrij vlot en we besloten eerst maar eens te koken in de campers kitchen. We maakten hamburgers met boon­tjes, brood en bier. Het smaakte best. We vulden de gaatjes met appelmoes. Omdat we een slecht gevoel hadden van de stad twijfelden we of we nog wel naar het centrum toe zouden gaan. Een Nederlander gaf ons de tip dat er een 'pub' op loopafstand van de camping zou zijn. Het enige wat wij aantroffen was een speelhal. Never trust a Hollander, anyway. We namen dan toch maar de auto richting centrum.
De klerestad was grote delen eenrichtingsverkeer. Paul had tot dan toe nog geen fouten gemaakt tijdens het rijden in Engeland en Ierland, maar plots kwamen er wel heel veel koplampen op de Audi af. Sterker nog, het eerste paar koplampen had plots ook blauwe zwaailichten op het dak. Aart, de politieman van het tweekoppige gezelschap, stapte uit en trachtte de politieman te kalmeren. De officer parkeerde zijn wagen dwars op de weg en maakte met veel ongecontroleerde bewegingen duidelijk dat Paul de wagen terug moest steken.
Na wat kwasi-kalm steekwerk lukte dit en de politieman spoedde zich weer naar een ander enerverende job. Toch had Paul er, na een half uur minstens drie keer dezelfde route te hebben gereden, flink de pé in. We parkeerden de wagen langs een kanaal en borgen de spullen goed op. We liepen het centrum in en moesten ons behoeden voor naderende chagarijniteit. We moesten ons gewoon een pub binnenpraten, want niet één zag er uitnodigend uit.
De eerste pub was goed voor één Karlsberg. De tweede pub was goed voor een tweede. Een snelle tweede, want we meenden even in een gaybar terecht te zijn gekomen, gezien het overschot aan mannelijke peasants.
In de derde pub begonnen we ons zowaar lichtelijk te amuseren. We consumeerden een aantal Karlsbergen en zagen tot onze verbazing plots zes meiden binnenstappen. Na de schroom van onze vege lijven de hebben geworpen - kleine moeite overigens - gingen we bij het vrouwelijke gezelschap zitten. Ze vroegen na een tijdje of we mee wilden naar een discotheek. Dat wilden we wel. Ze voerden ons door de stad naar een disco, waar we vooreerst een pint nuttigden. Paul voerde even een staaltje danswerk op, wat blijkbaar Sligo nog niet had bereikt. Daar dansten de mensen als op een schoolfeestje in de zestiger jaren. Temidden van een groep meiden riep Paul iets als: 'lets go crazy', waarop de meiden uitzinnig begonnen te dansen. Het was ons een waar genoegen. Na nog een consumptie bleek het alweer gedaan met de pret.
Eenmaal buiten de discotheek was het gedaan met ons oriëntat­tievermogen. Twee van de zes meiden - zussen van elkaar - boden ons aan te helpen bij het zoeken naar de Audi. Aart liep samen met één van de zussen, waarmee hij later nog een innige conversatie had.
Na een tijdje slenteren door diverse straten zag Paul plots zijn auto en wilde dit heuglijke feit aan Aart meedelen. Deze stond echter in een portiek zijn Iers op te halen. Paul liep alvast door naar de auto, speelde The Scene voor het andere meisje en mijmerde hardop over Yvonne. De boodschap kwam aan en de zuster begon haar geduld kwijt te raken wat betreft het wachten op haar zuster en Aart. Plots verscheen het koppel in de buurt van de auto en we spraken af, dat Paul zijn wagen naar het huis van de gezusters zou rijden en Aart te voet met het zusje zou volgen. Omdat Paul eerder arriveerde kreeg deze een kop opschenkkoffie aangeboden. Na drie koppen vond Paul het toch noodzakelijk even buiten de deur te kijken waar Grant bleef (veel mensen vonden aart op Grant lijken uit de serie Eastenders). Aart stond een paar huizen verder zijn Ierse grammatica door te nemen met de zuster, maar kwam op verzoek toch het huis binnen. Ook hij dronk een kop koffie, waarna de zus plots de harmonika voor de dag haalde. Ze speelde een paar Ierse folkloresongs, waarop Paul naar hartelust volksdanste.
Bij Aart trad plots met rasse schreden het ontnuchteringspro­ces in en kreeg steeds meer afschuw van de uiterlijke ver­schijningsvorm van het meisje, met wie hij zo lang - te lang - in de portiekjes had gestaan.

Omstreeks 16.30 uur zijn Paul en Aart in de auto gestapt richting camping. De meiden reden hen een stuk voor in de goede richting. Het was niet dezelfde weg die we op de heenweg hadden afgelegd, maar uiteindelijk - na een rallyrit -
arriveerden we op de camping Strandhill. Het werd al licht.

De volgende (zaterdag)morgen relativeerden we de avond. Een lousy stad, maar toch een grappige avond. Eén ding stond vast: we zouden deze joint immediately verlaten. We braken de tent af en vertrokken richting Dublin.

Het was een lange rit naar Dublin. Alhoewel we op een gegeven moment vlot konden doorrijden, had Paul het goed gehad. Toen kwam plots rotonde 7 om de hoek kijken. Een gicha-roundabout, met vier of vijf banen en minstens evenveel afslagen. We hadden de roundabout eenmaal genomen toen Paul in de veronder­stelling was, dat hij links moest. We reden zachtjes. Aart zij dat we nog een verder moesten, waarop Paul iets gas gaf en naar rechts bijstuurde. Plots schreeuwde Aart 'pas op!', waarop Paul in een reflex remde en bijstuurde naar links. Een auto sneed op een haar na langs de rechterkant voor ons uit, de weg in die Paul ook eerst in wilde slaan. De man stopte op de vluchtstrook en Paul parkeerde achter hem. Toen we uitstap­ten roken we een lucht van verbrand rubber. Omdat we niets hadden gehoord, verwachtten we geen schade. Paul keek niet eens. De man liep rond zijn auto en zag niets. We vroegen aan elkaar of we oké waren. Dat was het geval. (De schrik kwam met een vertragende factor tien minuten later). De man wees ons de weg, maar we prefereerden eerst de wagen op een parkeerplaats te zetten. Daar hebben we even gezucht en gekreund en.... onze in Galway gekochte Shamrocks geëerd! Later deze vakantie hebben we het verhaal van de lousy toerist-achtige Shamrock verteld in combinatie met ons bijna-accident op rotonde 7 nabij Dublin.
Na de ergste schrik te hebben overwonnen zijn we doorgereden naar een klein plaatsje nabij Dublin: Shankill. We vonden een nette camping, met een blondine als werkneemster, alwaar we onze tent op een druk veldje plaatsten. We meenden tussen Polen te staan dus we schelden er in het Engels flink op los. Pas 's avonds kwamen we erachter dat de dichtstbijzijnde tent werd bewoodn door twee Engelse meisjes.
We maakten avondeten, dronken een biertje, en pakten een douche.

's Avonds zijn we naar een plaatselijke pub gegaan. Op zich niet heel veel te beleven, maar altijd goed voor een paar lekkere pinten. Het viel ons op dat er van die typische locals zaten, bijna bij de fagets af. Na sluitingstijd trakteerden we ons op een hamburger met patat. Het leidde tot bijna de meest vervelende situatie tot dan toe....

We consumeerden ons fastfood op een muurtje langs de doorgaan­de weg. Plots kwam er een tinker aan (een zigeuner) en vroeg ons op een patatje. Paul gaf de schooier een vrij botte nee, maar Aart, barmhartig als ie was deze vakantie, gaf de schooi­er een patatje. Uiteraard lustte de man er nog wel een, maar Aart maakte hem duidelijk dat het genoeg was geweest. De man nam weer plaats bij twee andere personen, achter een bushokje. Aart zei tegen Paul dat het vast een vuile tinker was. De man hoorde mogelijk het woord tinker en begon zijn bovenkleding uit te trekken. Paul en Aart zaten zichzelf behoorlijk op te fokken en de adrealine was een welkome saus op de flauwe patat. Maar omdat we reeds op de hoogte waren van de vele tinkers rond onze camping, leek het ons beter een confrontatie uit de weg te gaan. We liepen rustig naar de camping en er gebeurde eigenlijk niets. In onze tent dronken we nog een biertje en spraken over de ervaring. Op dat moment waren we tot veel in staat geweest, maar het zou een smet hebben gewor­pen op de schone staat van onze vakantie tot dan toe.

De volgende (zondag)morgen gingen we per trein vanaf station Shankill naar Dublin. We hadden het moeilijk om wakker te blijven tijdens het monotone gestommel in de trein. Uiteinde­lijk arriveerden we op station Connelly en wandelden we rich­ting stadscentrum. Het viel ons op dat het een smerige stad was en we waren op de hoede voor pickpockets. We consumeerden een takeaway roll met kipfilet en salade. Het ging er goed in. We vervolgden onze weg naar de Toerist Information, maar we wisten zelf eigenlijk niet wat we wilden weten. We hoorden plots muziek uit een pub komen en we dachten, kom, we consume­ren een kopje koffie. Binnen speelde live-muzikanten Ierse muziek. We lieten de koffie voor wat het was (eigenlijk durf­den we geen koffie te bestellen omdat alle gasten al aan het bier waren) en namen een pint. Na deze te hebben opgedronken vervolgden we onze weg naar het centrum, eigenlijk op zoek naar de nachtclub die Chris - je weet wel, de cousin uit Clifden - ons had gegeven in verband met het jumperverhaal. We zochten The Temple Bar. Dit bleek echter geen pub te zijn, maar een straat. In deze straat was echter geen pub te vinden met de naam The Crane.
Ergens buiten bij een pub stonden een paar Dubliners en Paul vroeg hen naar The Crane. Ze hadden er nog nooit van gehoord, maar een van de jongens ging naar binnen en vroeg de barkeeper naar de weg. We hadden weinig hoop, maar de jongen kwam met decent information. Hij wees ons in een richting en we liepen die kant op. We meenden in de buurt te zijn, maar vonden geen Crane. Paul vroeg een dame of ze uit Dublin kwam en toen ze dit bevestigde vroeg hij haar naar een pub called Crane. Ze vertelde dat het geen pub was maar een nachtclub en wees ons de weg, een kleine 100 meter verder rechts.
The Crane bleek een gelegenheid, die alleen in de late avond en nachtelijke uren openging. We troffen dan ook een gesloten deur, en zeker geen cousins uit Liverpool.
We spendeerden wat tijd in een paar muziekwinkels en liepen daarna terug naar de winkelstraat. We hoorden plots vrij luide muziek en we volgden ons gehoor. Ergens vlak bij een groot park stonden grote speakers opgesteld voor een optreden van een of andere gast. Omdat het vrij goed weer was liepen we het naastgelegen park in en zagen een openlucht muziektentje. We streken neer op het gras en luisterden naar het bandje, dat zeer decent muziek ten gehore bracht. Zo zongen we bijvoor­beeld luidkeels mee met het lied Red Rose Café in the Harbour. We vermaakten ons ten dele, want de missing link op dat moment was bier. Na ongeveer een uurtje liepen we terug naar de winkelstraat en vervolgden onze weg naar de allee. Daar stond de vrouw uit Aarts boek over Ierland midden voor de fontein te prediken en te dansen. We lieten een meisje een foto maken met ons erop en op de achtergrond de dansende dame. Onderwijl consumeerden we een takeaway hamburger met frietjes.
Dat betekende feitelijk het einde van ons dagje Dublin.
We liepen naar het station en namen de trein terug naar Shankill.

Op de camping aangekomen namen we een douche en begonnen met het avondeten. We aten hamburgers, met brood, en bier. Na het eten begonnen we onze vakantie tot dan toe te reproduceren. We raakten hierdoor weer in een betere stemming, zeker in combinatie met een aantal Foster's. We noemden ons vanaf dat moment ook Foster Parents Children. We draaiden dag in dag uit voornamelijk Counting Crowes, The Scene en af en toe een paar nummertjes van Sherryl Crow of the Cranberries. Eerder in de vakantie draaiden we veel Ierse muziek en zongen dit, vaak langzaam door de straten rijdend, luidkeels mee.
We hadden op eigen kracht en die ons ingegeven door Foster's weer een buitengewoon goede stemming en we togen af naar de pub waar we de avond ervoor ook waren geweest.

Het was er beduidend drukker als de avond ervoor en er hing een gezellig sfeertje. Aart zag de blondine van de camping en stelde een zeer interessante vraag. Twee meiden keken bijna vol afschuw, waarom zo'n 'goed uitziende jongen' zo 'forward' afging op een dergelijke snob. We joinden het gezelschap, dat rond een tafel zat op comfortabele banken. We staken wat standaard verhalen af, vertelden hen onze prachtige engelse schimpfwoorden. Een van de bedienden, Matthew, hing plots over een van de meiden en fluisterde wat in haar oor. Later zou Tanya ons vertellen wat de boy haar toelispelde. Toen sluitingstijd naderde en de taps al afgesloten waren, vroeg Paul aan Matthew of hij nog niet even wat bier kon regelen. Hij zei toen al heupwiegend, schuddend met het hoofd en vingertje: N.O. nooooooo!!!!! Toen werd mij plots zijn geaardheid duidelijk: het was een ordinaire faget! Eenmaal buiten de joint vroegen we Tanya en haar vriend Alan (met een talking crotch) en Sharon mee voor nog een pilsje in de tent. Ze vonden dit leuk en gingen mee naar de camping. In de kleine tent van Aart namen we met zijn vijven plaats. We ontstaken de olielamp en consumeerden wat bier met chips. Tanya vertelde dat Matthew tegen haar had gezegd dat zijn hart tekeer was gegaan bij het zien van de twee Hollanders. Tevens vertelde ze ons dat ze Matthew eigenlijk 'Floffy' noemden. We vonden dit hele fijne informatie.
Tanya zat ongemakkelijk en stelde voor met z'n allen naar haar (en Alans) huis te gaan. We ruimden de Audi leeg en reden ongeveer 4 kilometer naar het huis van Alan en Tanya. Daar dronk Aart nog een paar wiskey's en Paul een paar koffie. We wisselden adressen uit, lieten Sharon (het andere meisje) een paar foto's maken (ze wilde er zelf beslist niet op). Na een tijdje, zo rond 03.00 uur stapten we op. Tanya vroeg ons tweeën om de volgende dag bij haar te komen eten. Alan zou die dag namelijk tot 00.00 uur avonddienst hebben. We stemden uiteraard graag in. Sharon moest nog naar huis worden gebracht en we boden haar dit aan (eigenlijk deed Aart dit, want die filty animal had zijn mind alweer verspoild met several indecent thoughts). We arriveerden in haar huis en daar vertelde ze dat ze moeder was van een vijf jaar oud dochtertje,
Yvonne. We dronken er koffie, aten er geroosterd brood met kruidenboter en keken MTV (Aart twee keer, in verband met de hoeveelheid genuttigde wiskey).
Paul had een vrij sobere conversatie over zaken als, hoe red je het zonder man, zonder werk enzovoort. Aart begon weer met schoppen, hetgeen het teken was om weer op te stappen. Bij de deur proefde Aart of Sharon dezelfde amount of knoflook had genuttigd en dit bleek gezien de intensiteit van de Franse conversatie het geval te zijn. Aart zei dat we haar de volgende dag wel zouden ophalen om mee te gaan voor het etentje. De volgende morgen, pas, kwam de spijt.

De volgende (maandag)morgen gingen we naar Bray, een plaatsje vlakbij Shankill. We brachten er onze vuile was naar een wasserette, waar de eigenaresse uit Holland kwam. Hadden we zo ook wel kunnen raden, want toen we de volgende morgen kwamen afrekenen, moesten we dubbel betalen. Het kon niet in één wasje, volgens de peasant. Afijn, we spendeerden de dag - of wat er nog van over was - in Bray. We parkeerden de auto en passeerden een doorgang, waar een meisje krasloten verkocht voor de Children Hospice (a penny for a leppah'). Aart kocht er één, maar we hadden geen geluk. We maakten een praatje, wensten haar veel succes en vervolgden onze weg naar het centrum.
Aart kocht in een cd-zaak de cd van Counting Crowes. Feitelijk predikten we deze muziek aan een ieder die het maar horen wilde. In de cd-zaak stonden boekjes met teksten van Ierse zongs. Ook de Wild Rover stond erin. Dus zongen we:


I am the son of a motherless goat,
i like to farth in the bus or the boat.

De dame en heer achter de balie vonden het prachtig en vroegen uiteraard waar we vandaan kwamen. Waarschijnlijk de meest gestelde vraag in onze vakantie met, voor de vrager, het meest verrassende antwoord. Ze vroegen zich allen af hoe het mogelijk was dat wij zo goed Engels spraken (and so fast!). Now, eat this: we spraken in feite onderling ook altijd Engels. En oefening baart, zeggen ze wel eens, kunst. Afijn, Aart rekende de cd af en we vertrokken voor een takeaway broodje met takeaway koffie. We kwamen in een eetgelegenheid en bestelden twee broodjes. Het was half vier dus lunchtijd was ver achter ons. De salade was zodoende op, evenals de kip. Paul nam kaas, met sla en tomaten. Aart een soort ham, met sla en tomaten, of zo iets. Het meisje kreeg de zenuwen toen ze merkte dat we foreigners waren en kwam op ongeveer 3x het bedrag dat we zouden moeten betalen. Een meer doorgewinterde collega sloeg het voor haar aan, waarna we de broodjes en koffie meenamen. We aten het broodje op de trap voor een kerk en keken naar de passerende mensen. Het moet gezegd worden, enwel ondubbelzinnig, wat wij deze vakantie op straat en in pubs hebben zien rondlopen, ronddartelen beter gezegd, moét de werkelijke betekenis zijn van het mooie landschap, waarover met spreekt als het over Ierland gaat. We hebben onbeschaamd mogen genieten van de major views, and, we liked it, a lot!
Na onszelf te hebben volgestopt liepen we terug naar de auto en gingen terug naar de camping.
Daar namen we een douche en maakten we een praatje met twee oudere mensen uit Belfast. De avond ervoor had Alan namelijk hun opstapje weggenomen en we waren bezorgd of niet een van de twee iets had gebroken. Gelukkig niet, maar de man stond erop dat we er even bij kwamen zitten voor een biertje. We kregen een heel klein flesje, met ongeveer 25 cl bier, hetgeen we uit beleefdheid heel langzaam hebben opgedronken. Na twee minuten haalde Paul een paar Foster's op, waaraan we al reeds voor onze chat met de Belfasters waren begonnen.
Omdat we om zeven uur bij Tanya zouden zijn bedankten we de Ieren voor hun bier en maakten we ons klaar voor het diner. We moesten echter eerst nog langs Sharon. Aart zou haar op een nette manier vertellen dat het een misverstand was dat zij ook meeging. Toen we het huis met veel pijn en moeite - lopend - hadden teruggevonden was het reeds zeven uur. Aart belde aan en Sharon kwam direct mee naar buiten gelopen, met little Yvonne aan haar hand. We konden wel door de grond zaken, maar dat hielp niet. Paul vroeg of ze telefoon had, maar dat had ze niet. We liepen naar een winkel met een muntentelefoon en Paul belde Tanya. Paul vertelde haar dat we iets verlaat waren en lopende onderweg waren. Ze bood aan ons te komen halen, hetgeen Paul graag accepteerde. Paul rende alvast naar de doorgaande weg, om zeker te zijn dat Tanya niet voorbij zou rijden naar de camping. Bovendien kon hij dan alvast de penibele situatie uitleggen.
Zwetend van het rennen wachtte Paul op Tanya. Op een gegeven moment stond hij al te zwaaien en vriendelijk te lachen naar een meisje met donker haar in een rood autootje, maar het bleek een ander te zijn. Who cares! Aart, Sharon en little Yvonne kwamen ook al aangelopen toen plots Tanya kwam aanrijden. Overigens had Tanya een 'L' op de ruit, hetgeen staat voor 'Lousy' driver. Ze reed best goed. Sharon en Tanya hadden oogcontact en direct daarop vertelde Sharon dat ze toch niet meeging. Aart had overigens ook al wat uitleg gedaan en sprak met haar af dat ze 's avonds zou bellen naar Tanya om iets af te spreken met Aart. We stapten in bij Tanya en legden haar de situatie uit. Toen bleek ook de magere verstandhouding tussen Tanya, Alan en Sharon. Ze kenden elkaar, maar spraken eigenlijk weinig of nooit met elkaar.
Bij haar thuis aangekomen vroeg ze naar de wijn die we mee zouden hebben gebracht. Aart en Paul keken elkaar aan en moesten haar het antwoord schuldig blijven. Never trust a drunken man, they say. We beloofden haar plechtig morgen een nieuwe fles wijn mee te brengen. Toen kwam het klapstuk. Een bord vol gegratineerde aardappelpuree, broccolli, bloemkool en een zeer gekruid stuk vlees. Paul had het zweet op zijn voorhoofd staan en moest zijn broeksknoop noodzakelijkerwijs voorzichtig losdoen. Gelukkig hing zijn buikrand er nog over, een geluk bij een ongeluk. We deden vrij lang over het eten en verklaarden dat we eigenlijk niet meer gewend waren aan dergelijke hoeveelheden decent food. De witte wijn smaakte desalniettemin heerlijk en vormde een aangename verfrissing na een hap vlees. We kregen het bord nagenoeg leeg.
We namen plaats in de woonkamer en kregen daarbij tevens gezelschap van een vrouwelijke huurder van Tanya. Ze woonden er nog niet zo lang en moesten een huurder nemen om een en ander betaalbaar te houden. We draaiden muziek, keken even naar een stuk video van de Eastenders (en inderdaad, Grant leek op Aart!), en dronken wat wijn. Tussendoor belde Sharon op dat ze geen oppas had kunnen regelen, of zo iets, waarmee ook dat hoofdstuk voor Aart rap was afgesloten.
Na de wijn volgde het laatste restje wiskey, wat Fosters en rum. Aart had een nice chat met het meisje en Paul deed de afwas met Tanya. Tanya zat behoorlijk met de stagnight van Alan in haar maag. Alan en zijn vrienden gaan namelijk naar Amsterdam om zijn stagnight te vieren. Tanya vertrouwd hem niet. Paul zegde Tanya toe die nacht eens met Alan te praten.

Het liep tegen twaalven en Tanya moest gaan om Alan op te halen. Paul vond het wel gezellig om haar gezelschap te geven op de weg naar de fabriek. Het was ongeveer vijf minuten rijden en Alan stond al zenuwachtig met zijn klokkaart in de hand voor de machine. Direct toen de grote wijzer op 12.00 stond meldde Alan zich af en sprong in de wagen. Hij baalde goed dat hij niet de avond met ons had kunnen doorbrengen. Paul verzekerde hem dat de avond nog maar net was begonnen.

Weer bij hen thuis dronken we een paar Foster's en de talking crotch (Alan) begon honger te krijgen. Paul stelde voor om hamburgers te gaan bakken, en zo deden ze. Paul haalde de hamburgers uit de auto, en terwijl Aart nog steeds in conversatie was met het meisje, bakten Alan en Paul hamburgers in de keuken. Onderwijl drukte Paul Alan op het hart vooral goed op te passen in Amsterdam, om de verleiding soms best hoog kan zijn om uit de band te springen.

Na een tijdje brak het tijdstip aan te gaan slapen. Alan bood ons aan in de woonkamer op de grond te gaan liggen, hetgeen we graag aanvaarden. We haalden onze kussens en meurbalen uit de auto en legden onze vege lijven ten ruste.

De volgende (dinsdag)morgen werd Paul om half acht wakker van een telefonerende Tanya. Ze meldde zich ziek op haar werk. Even later kwam het andere meisje naar beneden, die in dezelfde zaak werkte als Tanya. Ze ging wel en zei tegen Aart: o, and thanks for the cd. Aart keek wat beduusd en keek Paul aan. De barmhartigheid van Aart had opnieuw toegeslagen. Ditmaal was de hagelnieuwe CD van Counting Crows het slachtoffer. Aart kon zijn baalgevoel tamelijk mans onderdrukken en we stonden op. Omdat Tanya en Alan nog op bed lagen, maar we wel graag verder wilden, klopte Paul op de slaapkamerdeur en duwde deze open. Alan was wakker en Paul vertelde hem dat ze de stad ingingen en over een dik uur wel weer terug zouden zijn.
We haalden eerst onze was op en gingen vervolgens naar een supermarkt. We kochten er twee flessen wijn en een lousy bosje bloemen voor Tanya.
Opnieuw kwamen we in de cd-winkel en Aart pakte de cd van Counting Crows uit het rek en legde deze op de balie. Dezelfde dame als een dag ervoor stond achter de balie en keek hoogst verwonderd. Aart legde uit dat er klein ongelukje was gebeurd en dat hij de cd nogmaals kwam kopen. We herinnerden haar aan ons gezang van een dag eerder, maar dat was ze nog niet vergeten. Afijn, we lieten nogmaals van ons horen:

i am a son of a motherless goat
i like to farth in de bus or the boat.

We lieten ze achter in totale verbazing en we kochten elders een lekkere takeaway roll met kip en salade en koffie. We gingen weer voor het kerkje zitten en kregen gezelschap van een verlegen ogend meisje. We vroegen of ze een foto van ons wilde maken. Dat wilde ze. Desgevraagd vertelde ze dat ze naar de Universiteit in Engeland ging. Ze wilde dokter worden en kanker genezen. Plots werd ze opgehaald door een vriendin en vertrok ze.
We dronken onze koffie, wandelden nog wat door het plaatsje, kochten wederom een kraslot bij het meisje in het steegje, maar hadden opnieuw geen geluk.
We vertrokken weer naar het huis van Tanya en Alan en bedankten hun hartelijk voor het diner, de gastvrijheid en de gezelligheid.

We vertrokken richting Don Laoghaire, alwaar onze boot zou vertrekken. We hoopten eigenlijk direct mee te kunnen, maar de eerstvolgende boot was de volgende morgen om 09.00 uur. Dat betekende nóg een nacht in Shankill. We spendeerden de dag in de havenplaats en moesten onze ogen flink de kost geven. Bovendien kwamen we het meisje dat kanker ging studeren weer tegen. We vermaakten ons derhalve prima en gingen goedgemutst aan het einde van de middag terug naar de camping in Shankill. We voelden ons verloren zonen en waren zowaar blij dat we weer precies op ons oude plekje terechtkonden.

Daar zetten we snel de tent op en spraken af eerst een biertje te drinken alvorens te gaan koken. De avondzon kwam er lekker doorheen, hetgeen resulteerde in lekkere rooie drinkhoofden. We sloegen een jongen gade die zijn tent aan het opzetten was. We leenden hem onze hamer en toen hij deze na gebruik terug wilde geven, vroegen we of hij een biertje lustte. Dat sloeg hij niet af en hij joinde ons aan de grote houten campingtafel. Het bleek een Slowaak en we wisselden wat ervaringen uit. Terwijl we genoten van Foster's, chips en goede muziek (Counting Crows) vonden we dat van deze ontmoeting een foto gemaakt moest worden. We vroegen twee Duitsers of ze dat wilden doen. Even later kwamen twee andere Duitsers terug bij hun tent. Er heerste een prima sfeertje en ze joinden ons aan de tafel. Een Italiaans stelletje drentelde een beetje in de buurt van onze tent, al overwegende de tent daar op te zetten. De jongen kon de gezelligheid goed op prijs stellen, zijn vriendin bleek weinig Engels te spreken en deed een beetje schichtig. Toch joinden ze ons aan de tafel, waarmee het gezelschap steeds internationaler werd. Plots kregen we het idee het broodje Pindakaas te promoten. Uiteraard moest dit feit op de foto. Een Duits meisje, die al eerder mijn toestel had gevat, wilde nog wel een keertje afdrukken. Een leuk tafereel. Ook predikten we, na Counting Crows, muziek van The Scene. We zongen nummer zes met het meeste gevoel dat we due to Foster's konden opbrengen. De olielamp ging aan en de sfeer was fantastisch. Plots arriveerde een Frans gezin met een camper op ons veldje. Paul kreeg een lumineus idee en vatte een vel papier en pen en schreef al fluisterend het volgende Franse liedje op papier:



Sur le pont
Davignon
toute les danse (2x)
sur le pont
Davignon
toute les danse
toute a mon

Na één keer zachtjes met de twee Italianen, duitsers, Slowaak en onszelf te hebben geoefend zongen we bij (1,2) 3 het lied uit volle borst. We kregen luid applaus van de Fransen en ze kwamen er nog even bij zitten.

Omdat de tijd begon te dringen - het was ongeveer 22.30 uur - besloten we naar de pub te gaan. De Slowaak ging mee, de anderen verkozen hun tent als gezellig samenscholingspunt. Aart en Paul kwamen ietwat luidruchtig (due to de stemming and the Foster's) de pub binnen en scandeerden:

we want Floffy !
we want floffy !

Maar Floffy had die avond geen dienst. Een vrouwelijke bediende leende Aart een pen en Aart schreef een brief aan Floffy met ongeveer soortgelijke tekst als hierunder:

Dear Floffy,

we know that you liked us a lot
well, we do like you too, but
in a different way.

Lots of kisses

Aart and Paul

Omdat onze vakantie toch al 'Total Confusion' als thema had, leek ons deze brief zeer gepast. Het meisje verzekerde ons dat Floffy nu helemaal van de kaart zou zijn, maar ze beloofde de brief aan Floffy te geven.

De pub ging sluiten en iedereen werd verzocht te gaan. Omdat Aart nog in conversatie was met het barmeisje ging Paul alvast naar buiten. Daar nam de inwendige mens het roer over en leidde hem regelrecht naar een snackbar. Ietwat luidruchtig bestelde hij daar een decent meal en betaalde gepast 1.70 pond, hetgeen tot het laatste muntstukje nog in zijn portemonnee zat (Paul had eindelijk eens was muntjes voor zichzelf. Aart beheerde de portemonnee. Gezien zijn barmhartigheid wellicht een discussiepunt voor een mogelijke volgende keer). Aart was intussen met de Slowaak richting camping, in de veronderstelling dat Paul in zijn meurbaal lag. Niets was minder waar, want Paul had, al etende en leunend tegen een openstaand autoportier, een leuk gesprek met wat Ierse dames. Aart en de Slowaak liepen weer terug richting pub, maar niet 50 meter verder, alwaar Paul zich bevond. Na de vettige massa te hebben veroberd vervolgde Paul zijn weg naar de camping. Omdat we uit veiligheidsoverwegingen onze spullen in de auto hadden gelegd, lag aart onder de prikkelende wollen deken van Paul. Paul pakte zijn slaapzak uit de auto en legde zich ten ruste. 's Ochtends ontdekte Paul dat zijn trui nog bij de snacktent moest liggen en snelde er naar toe. Helaas, geen trui. Was overigens toch een lousy toerist-trui (evengoed baalde Paul, maar zette zich er, flink als hij was, overheen).

De volgende (woensdag)morgen legden we elkaar uit wat er was gebeurd, maar veel tijd hadden we niet want om 09.00 uur vertrok de boot. We werden omstreeks 07.00 uur gewekt, dank zij de wekker van de Italianen. Ze waren zo vriendelijk en vol vertrouwen dat ze ons hun reiswekker ter beschikking stelden. We legden de wekker in hun voortent en vertrokken naar de boot.

Op de boot kochten we 48 blikken Foster Parents Children. De kinderen, die wij zo'n warm hart toedroegen tijdens deze vakantie. We aten een lekker broodje en dronken chocolademelk danwel koffie.

Bij aankomst in Holyhead spraken we af dat we naar Liverpool zouden rijden om daar in de buurt een camping te zoeken. We arriveerden laat in de middag in Liverpool en zochten een bank en vervolgens eettent op voor wat voedsel. Nog nooit in mijn leven heb ik toen zulke vette kip gegeven. De patat erbij moest de functie van witbrood overnemen. De Toerist Information had ons een adres gegeven van een camping en we gingen op zoek. Het was een behoorlijk eind van Liverpool vandaan, maar we gingen toch maar. Onderweg kwamen we langs de Railway Inn, een zeer nette tent, alwaar we even een bier hebben gedronken. Tevens hebben we geprobeerd Marion te bellen. Hiervoor was het zelfs nodig eerst een andere boodschap door te geven, enwel aan het rioolstelsel. Het nummer dat Paul draaide klopte niet. Hij legde aan de man die opnam uit dat hij een verkeerd nummer had gedraaid. Ook het nummer van het studentenhuis in Cheltenham was verkeerd. We voelden ons weer in een dalletje glijden. Zeker toen we na anderhalf uur in het pikkedonker de camping hadden gevonden. En wat voor een camping. Eén lousy asfaltstraat, met aan weerszijde een aantal tenten en caravans. Er liepen peasants rond en we hadden zo iets van 'no way we are going to stay here!' We voelden ons op dat moment close to committing suicide. We besloten op de bonnevooi terug te rijden naar Liverpool en daar wel te zien wat te doen. We verlieten de camping en draaiden de doorgaande weg weer op. Direct rechts zagen we een gezellig ogende Inn. We reden voorbij en keken elkaar meermalen aan. We stopten de wagen, draaiden om en reden er naar toe. De joint heette The Cottage Loaf.

We kwamen binnen en nieuwsgierige blikken volgden ons naar de bar. We vroegen om bier en een telefoonboek, omdat we het nummer van Marion wilden checken. Inderdaad had Paul een zes gelezen waar het een nul had moeten zijn. Paul draaide het nummer, maar niemand nam op. We overlegden in het Nederlands en plots kwamen zes serveersters op ons af. Ze vonden het fantastisch dat we Hollanders waren en ze gooiden er direct een scala aan vieze Nederlandse woorden uit. Gevolgd door de volzin of we met hen, na sluitingstijd, naar een feest wilden gaan in een nachtclub in Birkenhead. Beduusd als we waren en nog niet helemaal bekomen van de major dip stemden we in. We spraken af eerst naar de camping te gaan voor een douche en vervolgens terug te komen om met hen mee te gaan.
We gingen terug naar de camping, betaalden de campingbaas een pond en namen een zeer verkwikkende douche. We consumeerden al douchend een bier en verlieten de camping, na eerst de baas een blik bier (Royal Dutch) te hebben aangeboden.
Omdat we Mr. Jones draaiden stelde Aart voor even een stukje door te rijden. Bovendien moest Aart een fotorolletje kopen. We reden naar een pomp en Aart ging naar binnen voor een filmpje. Buiten stonden zes jongens rond een auto. Paul vroeg of ze rookten. Het antwoord was bevestigend, waarop Paul de jongens een sigaar aanbood. Aart kwam buiten en vroeg of de jongens wel eens Nederlands bier hadden gedronken. Ze kregen Oranjeboom en Royal Dutch (inderdaad, Aart kan zich niet inhouden in de rol van Barmhartige Samaritaan). Na een foto van het stel te hebben gemaakt vervolgden we onze weg terug naar Cottage Loaf.

Daar namen we plaats aan de bar, naast twee oudere mannen. Aart neuriede de eerste line van Mr. Jones, waarop de man naast Paul verrast zei dat het Counting Crows was. We voelden alsof we twee collega-apostelen hadden ontmoet en hadden een nice chat over de Crows. Zelfs even later, toen we even een blik op de tv wierpen, werd Paul op z'n rug getikt: he, he, ...eh...Round here....De man was blij dat hij weer een titel van de Crows wist te herinneren. De mannen genoten van hun biertje en zeiden, met natte ogen, dat ze als ze thuis zouden komen allebei Counting Crows zouden gaan draaien.

Sluitingstijd naderde en de meiden maakten zich klaar voor vertrek. Het oubollige serveerstersoutfit werd verruild voor iets korts. And when we say short, we mean short! Gaynor werkte aan de bar snel een half flesje wodka weg om alvast in nachtclubstemming te komen. Hetgeen verbazend snel lukte. Aart en ik zaten samen met Gaynor achterin de auto en maakten het laatste restje wodka soldaat.

Aangekomen bij de nachtclub hebben we eerst een paar minuten gewacht op de andere collega's van Gaynor en haar vriendin, maar aangezien dit wel erg lang begon te duren, gingen we naar binnen. De twee serveersters loodsen ons langs de portiers en we waren binnen. Paul vertelde Aart dat we definately in Heaven moesten zijn, want het vrouwelijk schoon - toch niet exportprodukt nummer 1 in Engeland, dachten we voorafgaand aan onze vakantie - was niet van de lucht. We dronken een paar pinten, maar omdat we natuurlijk laat arriveerden, werden we verdacht snel met sluitingstijd geconfronteerd. We feliciteerden het jarige meisje en vertrokken naar een andere gelegenheid. Onderweg stak Gaynor meermalen haar bud uit het raam en schreeuwde iedereen die het maar wilde horen filty words toe. We arriveerden in een decent gelegenheid, alwaar we een wiskey nuttigden. Na een paar nummertjes te hebben gedanst vervolgden we onze weg naar een casino. Gaynor praatte als brugman om ons binnen te krijgen en het lukte. Onze namen staan nu ergens in Birkenhead in een casino in het gastenboek gegrift.
In het casino kregen we sandwiches en koffie geserveerd. Gaynor hield meermalen de dame aan en vroeg of we nog meer sandwiches konden krijgen. De vrouw kwam even later met een hele schaal terug. Aardig mens.
Paul was inmiddels neergezeteld naast een jonge chinees, die aan een roulettetafel zijn geluk aan het beproeven was. Paul was voor het eerst van zijn leven in een casino en sloeg het gokwerk van de door zenuwen gedreven chinees gade. Terwijl het balletje rolde mompelde Paul '23'. Het werd 24. De chinees zei 'pretty close' en schoof Paul een stapeltje fiches toe. Paul belegde de fiches, maar helaas werden ze een halve minuut door de coupier van tafel geveegd. Gelukkig had de chinees no hard feelings.
Aart vermaakte zich in tussentijd met Gaynor, die hem zo'n beetje voor de 100ste keer die avond de Nederlandse versie van: shall i give you a BJ toelispelde.
Paul begon een praatje met een zeer chique dame, die met de armen over elkaar tussen de twee roulettetafels op een hoge stoel zeer indringend zat te kijken. Ze hield de coupiers in de gaten. Paul vroeg haar of ze the main woman in charge was in this casino. Waarop ze bevestigend antwoordde. Op de vraag of ze wel eens hard feelings had wanneer iemand al zijn muntjes (= geld) weer had vergokt, antwoordde ze opnieuw bevestigend, maar voegde eraan toe dat de mensen er altijd nog zelf bij zijn.

Op een onbewaakt ogenblik wist een local tot Gaynor te komen en vroeg haar of ze door hem naar huis gebracht wilde worden. O ja dat is goed, riep ze enthousiast, en direct erachteraan: Aart, Paul, kom snel, we krijgen een lift!
De jongen probeerde zich groot te houden en lachte een beetje zuur, maar hij bracht ons netjes naar het huis van de ouders van Gaynor. Al in een vroeg stadium had ze ons dit logies aangeboden. In ongeveer hetzelfde stadium hadden we dit aanbod reeds aanvaard. De jongen kreeg een zoen van Gaynor en werd bedankt voor zijn diensten. Ook wij bedankten hem.

In het huis slopen we zachtjes naar de keuken, alwaar we werden begroet door een poes. Gaynor zette thee en wankelde door de keuken. Ze trok de koelkast los voor iets eetbaars, zag tot haar plezier een aangebroken fles wijn en zette deze aan haar mond. Toen werd besloten een brief te schrijven aan de moeder van Gaynor, opdat deze zich de volgende ochtend niet dood zou schrikken met twee vreemdelingen in huis. Gaynor verzon, dat ze ons tijdens haar vakantie in Biarritz in Frankrijk had ontmoet en dat we haar in Engeland hadden opgezocht. Ze legde de brief voor de deur van de slaapkamer van haar ouders.
Aart wenkte me op een ogenblik dat ik maar eens naar bed moest gaan. Gaynor wees me de weg en Aart liep mee. Ik zei dat ik nog even naar de wc moest. Terwijl ik op de wc zat, met mijn hoofd in de handen en mijn gezicht naar de vloer, hoorde ik plots de wc-deur opengaan. Ik hief mijn hoofd en zag een teleurgesteld gezicht van Aart voor me. ,,Wat denk je, zei Aart, ,,geeft ze me een vluchtige zoen op mijn wang en verdwijnt ze in haar slaapkamer''. Aart had de boodschap begrepen en er zat niets anders op dan het oude logeerbed met elkaar te delen.
Paul was doodop en uitte dit door zich enigszins uitgeput op het bed neer te vleien. Plots werden opgeschrikt door een krakend geluid. We keken elkaar een beetje onnozel aan, bogen door de knieën en zagen een wankele poot onder het bed bungelen. Onder het bed door zagen we elkaar en we moesten ons lachen - meer uit paniek overigens - onderdrukken. Het leek ons het beste om het bed ietwat op te tillen, opzij te zetten, en op de vloer te gaan slapen. Daar lagen we, op de harde, koude houten vloer. Overigens sliepen we vlot.

De volgende morgen moest Paul naar de w.c. en alhoewel hij vooraf het angstige gevoel had juist één van de ouders tegen het lijf te lopen, gebeurde dit inderdaad bij het verlaten van de w.c. Paul stelde zich voor en de moeder zei dat als we klaar waren in de keuken werden verwacht voor ontbijt. Aart en Paul hadden het bed inmiddels weer in het midden van de kamer gezet.

Beneden schoven we bij aan de keukentafel. We maakten een praatje met de moeder. Ze vond het erg bijzonder dat we respectievelijk politieman en journalist waren. Ook vond ze het opmerkelijk dat we zoveel vakantie hadden: eerst Biarritz, toen Ierland en nu Engeland. Aart zei vrij stuntelend dat we inderdaad een aantal weken per jaar vakantie hadden. De vrouw took it for granted. We aten geroosterd brood met jam en dronken thee.

Na het ontbijt werden we door de moeder teruggebracht naar de parkeerplaats bij Cottage Loaf. Ook Gaynor reed mee, daar haar auto ook nog op deze parkeerplaats stond. Ze moest er mee naar de garage voor de APK (COT). Paul maakte een foto van het stel en we namen eigenlijk vrij koeltjes afscheid. Het goede gevoel was weer terug! Het was donderdagmorgen.

In de auto draaiden we Counting Crows en spraken na over de fantastische avond die we hadden beleefd. Eigenlijk bekroop ons nu ineens het gevoel dat het einde van de vakantie naderde.

We reden rechtstreeks naar Liverpool Merseyside. Een van de serveersters in Cottage Loaf had een bladzijde uit de Yellow Pages gescheurd met daarop een zeer gedetaillistische kaart van de stad. We vonden het huis van de ouders van Marion dan ook feilloos. De deurbel deed het niet en we voelden aan de klink. De deur was open, maar we prefereerden eerst te kloppen. Vanuit huis werd geroepen dat we verder konden lopen, maar de Hollandse schroom weerhield ons hiervan. De moeder van Marion kwam naar de deur en we legden haar uit dat we voor Marion kwamen. We hadden eigenlijk al wel het gevoel dat ze er niet zo zijn. Als er niemand was geweest hadden we een foto gemaakt van het huis met ons ervoor en de foto later toegestuurd. Deze optie hoefde niet te worden gekozen, want Marions' moeder vroeg ons binnen voor koffie. Met maakten een praatje en vertelden dat we nu door zouden rijden naar Cheltenham, alwaar Marion een studentenhuis deelde met zes andere meiden. Moeders stelde voor eerst even te bellen, en na enkele telefoontjes had ze Marion te pakken. Ze was aan het werk in een mannenkledingzaak. Paul kreeg haar ook even aan de lijn en sprak met haar af dat we haar en neef Chris - ook in het studentenhuis verblijvend - zouden komen opzoeken.
Een voorbijganger maakte een foto van ons met de ouders voor hun huis, waarna we afscheid van hen namen. We vervolgden onze weg naar Cheltenham. Daar aangekomen reden we eerst door naar Gloucester, waar we een LPG-station hoopten te vinden. Na meer dan een uur door de stad te hebben gecruist, gaven we het op. Overigens kostte een liter LPG even veel als een liter benzine, so why worry?

We reden richting de straat waar het studentenhuis zich ergens moest bevinden, maar we besloten even verder te rijden om wat boodschappen te doen. We hadden nog niet gegeten en we gingen op zoek naar een supermarkt. We parkeerden onze auto voor een groot hotel en stapten uit. En wie kwam daar aangelopen? Marion! Op ongeveer 100 meter herkenden we haar postuur en ze herkende ons ook. Ze dacht dat we uit het hotel kwamen lopen, hetgeen goed strookte met het kapitalistische beeld dat veel mensen (waaronder de cousins) van ons hadden. We groetten elkaar en we liepen samen naar een klein supermarktje. Vervolgens naar de auto om ons de weg te laten wijzen naar het studentenhuis. Daar aangekomen gilde Marion naar boven, waarop één medebewoonster antwoordde. Marion vroeg ons mee te lopen naar boven, en daar troffen we een zeer schaars geklede dame achter de deur verscholen aan. We zeiden hallo, nice meeting you anyway en vervolgden onze weg terug naar de woonkamer. Het was overigens een schitterend huis, maar de meiden gaven er flink op af. Ze zouden de volgende dag gaan verhuizen naar een ander huis.

We nuttigden een paar Foster's met witbrood. Een tweede huisgenoot, Michelle, kwam de kamer binnen en maakte gebruik van het aanbod een Foster Parents Kind te worden. Marion liet wat foto's zien van andere vrouwelijke huisgenoten die momenteel niet in het huis aanwezig waren. Gelukkig maar. Waarom zou je jezelf nog verder kwellen? We dronken nog een Foster's en Aart en Paul maakten om beurten gebruik van de douche in één van de kamers van de meisjes. Je moest tussen de filty underwear van de dames doorstappen en af en toe met je grote teen het putje ontdoen van haar. Maar, we knapten zichtbaar op van de douche.

Marion nam ons mee naar een pub, waar haar neef Chris achter de bar stond. Onderweg zagen we een fox door de straten lopen. Het beest was broodmager, maar leek zich weinig tot niets van ons aan te trekken. En gelijk had het beest.
Het eerste biertje in de pub van Chris was vrij en we wisselden op Clifden-niveau wat woorden met elkaar. We konden niet te uitbundig doen, want dat stelden de gasten in deze pub niet op prijs. Het was een ouwelullenbar. We spraken af Chris later weer te ontmoeten in een nightclub. Marion nam ons vervolgens naar een pub waar ze zelf werkte (ze had twee baantjes, één in een herenmodezaak en één in de pub). Haar bazin vertelde dat ze eigenlijk de avond ervoor had moeten werken, maar die avond was ze weer 'pissed' geweest en het glad vergeten. We dronken er een pint en gingen verder naar een andere tent, waar het zeer druk was. We dronken ook daar een pilsje en liepen vlot daarna door richting een discotheek. Onderweg passeerden we een kebabwagen en Marion kreeg trek. Ze had die avond niets gegeten. We trakteerden haar op een broodje kebab en we namen er zelf ook één. Nog niet eerder deze vakantie hebben we zulke grote stukken rauw ui zitten eten, en nog niet eerder - met uitzondering van de vette kip in Liverpool - hadden we zulks een vette hap naar binnengewerkt.

Vrijwel direct erna gingen we de discotheek binnen. We smelled like rotten unions, een lucht, die zelfs na enkele pinten niet weg ging. Uit noodzaak moesten we in de glazen boeren, om de bedorven lucht niet de dansvloer op te laten trekken. Paul ging nog voor een dansje, maar de attractie die hij in Sligo was, verbleekte hier schielijk. Hij verkoos het hazepad richting bar. Na er een tijd te hebben rondgebracht besloten we af te taaien. Onderweg kwamen we Chris tegen, die volledig over de rooie ging dat wij niet op hem hadden gewacht. We hadden 00.00 uur afgesproken, maar tegen enen was hij er nog niet. Toen zijn we richting huis gegaan en kwamen we hem tegen. Hij liep mee terug en bleef maar zaniken. Aart wilde het goed maken door een weddenschap met hem te doen wie het hardste kon lopen. Terwijl we in een park voor hun school lagen deden Aart en Chris een run voor 5 pond, het bedrag dan Chris had betaald om vijf minuten binnen te zijn om voor ons te kijken. Aart liet hem winnen.

Thuis hebben we muziek gedraaid. Uiteraard de Counting Crows en The Scene. Vooral nummer 6 werd door ons zeer gevoelig - het ging ons steeds beter af - vertolkt. We vertaalden de lines and it realy made sense. Paul ging samen met Chris toast maken in de keuken. Onder het genot van een Foster's aten ze het witbrood, dat Paul en Aart hadden meegebracht. De eerste 24 Foster's waren op dat moment soldaat gemaakt. Paul ging naar de auto voor de volgende 24. Na nog enkele songs te hebben gezongen werd het onderwerp van gesprek plots de bril van Paul. Iedereen wilde deze wel eens proberen, omdat het uiterlijk vertoon bij paul zoveel mensen plezier deed.

Op een gegeven moment passed Paul out. Het legde zijn bril op een stoelleuning en legde zijn lichaam, dat grotendeels door Foster's was ingenomen, ten ruste voor de open haard. Aart ouwehoerde nog even door en viel later op de bank in slaap.

De volgende morgen was voor Paul in eerste instantie de ergste. Het was ongeveer half elf en Paul liep naar boven voor een douche. Marion was al lang naar haar werk. Paul knapte deels op van de douche en realiseerde zich plots dat zijn wazigheid niet alleen due to Foster's was, maar mede door het gemis van zijn bril. Hij meende de bril in de woonkamer terug te vinden, maar niets was minder waar. Toegegeven, hij kon zich niet precies meer herinneren waar hij hem had neergelegd, dus een zoektocht van bijna een uur startte. Terwijl Paul minstens voor de derde keer het huis doorging (hij had alles gehad, de keuken, de badkamer, de slaapkamers) zat een onbekende jongeman in de woonkamer video te kijken. Plots zag Paul zijn glasses gewoon op tafel liggen. Met drie woorden maakte de jongen duidelijk dat de bril tussen de leuning en de zitting van de stoel waarin hij zat was gevallen. The son of a motherless goat, the filty animal vond het blijkbaar iets teveel van het goede om paul, die écht baalde, even van zijn vondst op de hoogte te stellen.

Ietwat verbouwereerd nam Paul weer plaats in de bank, toen plots de telefoon ging. Paul nam op, want de jongen bleef aan de buis gekluisterd. Het was Claire, en ze zocht Michelle. Michelle was de deur uit dus Paul noteerde een nummer en schreef desgevraagd op dat Michelle met spoed terug moest bellen. Paul had nog niet opgehangen of de telefoon ging weer. Het was Marion. Ze vroeg hoe laat we zouden vertrekken. Paul zei dat we eigenlijk op het punt stonden te gaan, maar dat we haar eerst even in de winkel zouden opzoeken. And so whe did.

We arriveerden omstreeks 12.15 uur in de winkel en Marion hing wat verveeld over een pak broeken. Ze zei dat ze over drie kwartier lunchpauze had. We stelden voor samen te lunchen en spraken om 13.00 af voor de winkel. Zelf gingen we op een bankje zitten om mensen te kijken. We zagen een paar bekenden uit de discotheek, maar waren niet echt in de stemming om de olijke Hollanders uit te hangen. Plots kwam Michelle voorbij en Paul riep haar toe dat Claire had gebeld. Ze wist het nummer niet uit haar hoofd, maar zou haar bij thuiskomst even bellen. Een bandje ging pal voor onze neus hun instrumenten opbouwen, maar het was 13.00 uur dus we liepen naar de winkel.

Marion leidde ons naar een gelegenheid waar ze lekkere broodjes hadden. Wij namen een broodje gezond met koffie, Marion prefereerde een bakje friet met thee. Na ons maaltje te hebben genuttigd namen we bij de winkel wederom afscheid, nu voorgoed, en wensten haar alle goeds. We liepen verder en hoorden het bandje Crowded House-muziek spelen, We waren de enige toehoorders, maar lieten onze waardering merken door mee te zingen en te klappen na afloop. We vroegen of ze ook Counting Crows konden spelen, maar daar waren ze nog mee aan het werk. Er volgde nog een nummer van Crowded House, die we deels uit interesse, deels uit beleefdheid uitluisterden. We gooiden wat geldstukken in de gitaarkoffer en vervolgden onze weg terug naar het studentenhuis, waar onze auto nog stond.

In het huis namen we afscheid van de bewoners. Paul vroeg aan Michelle of ze Claire al had gebeld. Dat had ze gedaan. Weer een zorg minder. We schudden handen met Chris, die veelbetekenend zei dat we elkaar ooit vast wel weer zouden ontmoeten. Na een laatste claxonnetje reden we die vrijdagmiddag rechtstreeks naar Ramsgate. Onderweg aten we nog even bij Burgerking en kwamen rond 20.00 uur aan in de haven. Tot onze verbazing konden we een boot eerder krijgen, die van 22.00 uur. We dronken een biertje in de auto en wachtten totdat we de boot opmochten.

Op de boot namen we plaats in luxe vliegtuigstoelen. Het luxegevoel ging er vlot af toen de ruimte volstroomde met peasants die overal op de grond gingen liggen in slaapzakken en ongegeneerd gingen liggen pitten. Slechts twee Foster's later volgden we hun voorbeeld. Huilende kinderen en stinkende Nigerianen (sorry hoor, geen harde gevoelens, maar het was echt zo) zullen ons wat deze bootreis betreft bijblijven. Overigens ook de kamikaze-Japanner, die zo'n beetje van drie stoelen verder slaapkruipend richting Aart kwam. De kamikaze-Japanner kroop over Aart zijn voeten, en een man naast Aart kreeg de blote voeten op zijn schoot. Aart werd op een gegeven moment echt pissig, hetgeen de slappe lach bij Paul alleen maar deed toenemen. Een paar lichte schoppen deden de kamikaze-japanner ontwaken en hij keek met kleine oogjes verschrikt rond. Hij slenterde terug naar zijn stoel. Vijf minuten later zei Paul doodserieus tegen Aart: shit, daar heb je hem weer joh! Aart keek verschrikt naast zich, maar het was slechts een grapje. Het lachen deed de slaap vergeten.

Omstreeks 04.00 uur local time meerden we aan. Een kwartier later reden we op de doorgaande weg. Na onderweg één keer te hebben getankt en broodjes te hebben gekocht reden we in één ruk door naar Dronten. Toen we de polder binnenreden kregen we plots héél sterk het gevoel, wat we ook tijdens de vakantie een paar keer hebben mogen ervaren. De polder sucks, vooral na twee weken bomvol met leuke en afwisselende ervaringen. In Dronten stond om 06.30 uur precies 300 km op de teller.......,.........hoezo is deze vakantie voorbij gevlogen????